Albert Camus (1913 – 1960): De Opstandige Mens En Diens Libertaire Orde
Welke betekenis heeft het verschijnsel ‘libertaire orde’? De Franse filosoof Michel Onfray is voor het antwoord op die vraag op onderzoek gegaan in de nalatenschap van de in januari 1960, bij een auto-ongeluk, omgekomen schrijver-filosoof Albert Camus. Overigens bestaan er reeds enkele goede Franse biografieën over hem. Echter de eigenzinnige, libertaire Franse filosoof Michel Onfray vond dit maar half werk. Dus zette hij zich eveneens aan het schrijven van een biografie over Camus. Wat hij bij anderen onderbelicht achtte, heeft hij in het volle licht gezet. Wat anderen naar zijn idee vergeten zijn te behandelen, heeft hij onderstreept opgevoerd. Wat hij vond dat anderen fout hadden gedaan, daarmee heeft hij de vloer aangeveegd.
Als je zo te werk gaat, levert dat twee kampen op. Er zijn mensen die het je kwalijk nemen dat je oude wonden openrijt, oude koeien uit de sloot haalt en discussies heropent die allang gesloten zijn. Er zijn ook mensen die menen dat er eindelijk gerechtigheid rond de figuur Camus ontstaat, dat hij wordt gerehabiliteerd. Ik ga dit niet allemaal behandelen. Wie de tijd neemt om via de zoektitel ‘Onfray en Ordre libertaire’ het Internet op te gaan, treft voldoende vindplaatsen aan voor vele uren lees- (gepubliceerde recensies) en kijkplezier (debatten met Onfray op You Tube).
Algerijnse oorlog
Een van de zaken die Onfray ophaalt, is dat wat in Algerije aan de orde is geweest. Dat hij daar aandacht aan besteedt, is niet vreemd. Camus is er geboren in Algerije en is opgegroeid in de armenwijk Belcourt van Algiers. Je kan dus niet om de problematiek van het Franse kolonialisme, de Algerijnse oorlog, de gewelddadigheden, het martelen heen. Was dat nou nodig al die aandacht, vragen sommige critici zich af? Ja, vindt Onfray. Want daarmee leren we Camus beter als mens kennen (waar stond hij voor, wat heeft hem gevormd?).
[Algiers, 1920. Albert Camus was zoon van een ongeletterde dove moeder; hij groeide op in de armenwijk Belcourt. Hier ziet men hem op de leeftijd van zeven jaar (in het centrum, in het zwart) in de werkplaats van een van zijn ooms, een kuiper (maken en repareren van tonnen).]
De pijn die de kolonisatie en de bevrijdingsoorlog heeft achtergelaten, is nog lang niet verwerkt. Het heeft er weg van dat Onfray gelijk heeft. Nauwelijks is zijn boek over Camus uit (begin 2012) of er komen (weer) boeken over Algerije uit die tijd op de markt.
De titels waaronder verzamelbesprekingen worden opgenomen, vormen een duidelijke verwijzing naar de nog steeds gevoelde pijn: ‘De andere helft van de oorlog’ (de vrouwen dus!; Le Monde van 24 februari 2012), ‘De Algerijnse oorlog, Parallelle herinneringen’ (Le Monde, Hors-série, februari, 2012), ‘De vergetenen van de Algerijnse oorlog’ (Le Monde van 16 maart 2012).
Maar ook zijn er bijvoorbeeld Franse oud-soldaten bij wie het geweten knaagt. Le Monde van 16 maart 2012 spreekt met drie van hen, nu 50 jaar na het einde van de Algerijnse oorlog. Het is een artikel van bijna twee pagina’s. ‘Het was geen oorlog, het was handhaving van de orde’, antwoordt een van hen op een vraag. Met de nodige ironie verwijst hij daarmee naar de officiële doctrine van die tijd. En ja, zij hebben die ‘nationale hypocrisie’ geaccepteerd, toen, rond twintig jaar oud zijnde.
Ik neem aan dat Onfray wil dat we dit schema van ‘hypocriet orde denken’ niet vergeten. Want dat schema is nog immer in gebruik. Wie dat niet doorziet, die blijft de gevangene van de politieke wil van anderen, die raakt niet los van hen om koers te zetten richting een libertaire orde .
Overgenomen van de omslag van het Franse weekblad Marianne
Libertair – autoritair
In feite is dezelfde vraag als hier boven weer te stellen als Onfray het schisma tussen Camus en Sartre zwaar aan zet. Is dat nou nodig, vragen critici zich opnieuw af? Waar gaat het over? Al lezend gaat men inzien dat de polen van het schisma niet alleen door twee personen wordt uitgemaakt. Het gaat om het bestaan van twee heel verschillende ‘werelden’. Daarom ben ik een lijstje aan gaan leggen, dat uit twee tabellen bestaat. Boven de ene tabel heb ik de naam Camus gezet en boven de andere tabel de naam Sartre. Vervolgens heb ik genoteerd wat, wie of welke jaartellen door Onfray tegenover elkaar worden gezet.
Die twee tabellen overziende, geven de mogelijkheid twee heel verschillende verhalen te schrijven. Het verhaal Camus is in de ogen van Onfray verdonkeremaand. Hij ziet het als zijn missie er het volle licht op te laten schijnen. En daar is hij als biograaf van Camus ook als autobiograaf bezig. Dat kan iedereen doorzien die iets van de afkomst, het leven en werken van Onfray zelf afweet. Hij is er ook op aangesproken door critici.
Wat en wie staan tegenover elkaar? Hier mijn tabellen:
I II
Camus Sartre
Proudhon Marx
1871 1917
Commune van Parijs Goulag van Siberië
Zwarte vlag Rode vlag
Volk Revolutionaire elites
Werkplaats Dictatuur van het proletariaat
Zelfbestuur Jacobijnse onderwerping
Socialistische vrijheid Bolsjewistische werkkampen
Libertair socialisme Prikkeldraad socialisme
Pelloutier* Lenin
Jean Varlet** Saint-Just***
Sansculotten Robespierre
[*Fernand Pelloutier (1867 – 1901), Franse anarcho-syndicalist, ondermeer drijvende kracht achter de Bourses du Travail; **Jean Varlet (1764 – 1837), leider van de Enragés tijdens de Franse Revolutie, verdediger van de directe democratie; ***Saint-Just (1767 – 1794), een van de politieke leiders tijdens de Franse revolutie, vertrouweling van Robespierre, een van de drijvende krachten tijdens het Schrikbewind (Thermidor).]
Er is niet veel verbeelding voor nodig om te ‘zien’ dat met de elementen opgenomen in de eerste tabel een inzicht is te verschaffen in het verschijnsel ‘libertaire orde’. Net zo min kost het moeite om met de elementen opgenomen in de tweede tabel de verschrikkingen van het ‘reëel bestaande socialisme’ in herinnering te roepen. Precies op het moment dat Onfray dit zo scherp vanuit Camus’ leven en werken belicht en hem dat wordt verweten als ‘oude koeien uit de sloot halen’, precies op dat moment worden we getrakteerd op een ‘invasion marxienne’ zoals de verzamelbespreking in Le Monde van 6 april luidt.
Op welke punten moet het marxisme tot herleven komen blijkens de besproken boeken: demonstreren dat de gedachte van Marx niets gemeen heeft met het determinisme, het anti-individualisme of het autoritarisme. Getoond moet worden hoe de libertaire inslag van het denken van Marx bedolven is geraakt onder stalinistische manipulaties…Een gotspe dus.
[Albert Camus is geboren op 7 november 1913 te Mondovi (Algerije) zonder zijn vader gekend te hebben. Deze overleed toen Albert één jaar oud was. Na zijn studie filosofie, die onderbroken werd door het lijden aan tbc, publiceerde hij onder andere romans, essays en toneelstukken: Noces (1939), l’Étranger (1942), l’Homme révolté (1951) en la Chute (1956). Hij is journalist voor de Alger républicain, voor Combat en voor l’Expressse. Tijdens WO II zat hij in het verzet; in 1957 verwierf hij de Nobelprijs voor de literatuur. Hij overleed door een auto-ongeval op 4 januari 1960.]
Ratten
Een van de eerdere biografen van Camus, Olivier Todd, vindt het maar niks dat Onfray zich van Camus bedient om op Sartre te kunnen rammen. Dat weten we nu wel… Hij roept op tot een staakt het vuren. Onfray is dat niet van plan. Het is namelijk duidelijk dat hij er mee strijdt tegen wat er structureel achter die ‘wereld’ van Sartre zit: de erkenning van de grofste vormen van anti-humanisme (loop de tweede tabel maar door). Het is die ‘structuur’ die de wereld nog niet uit is. Eigenlijk zet Onfray de strijd van Camus voort. Hij zegt het ook op een middellijke wijze: ‘lutter contre ce qui aurait probablement constitué les combats d’un Camus survivant à ce fatal accident’ (p. 541).
Todd verwijt Onfray ook dat hij voorbij gaat aan de belangrijkste bijdrage van Camus aan het cultureel erfgoed: de literatuur. Ik acht mij niet bevoegd dit verwijt op waarde te schatten. Maar Onfray behandelt wel degelijk de bekende werken van Camus (zoals waar, waarom, onder welke omstandigheden en in welke gemoedstoestand ze geschreven zijn). Eveneens besteedt hij aandacht aan diens toneelstukken. En ja, Onfray gaat dan niet zo zeer in op de literaire waarde, maar veeleer op de politieke functionaliteit.
Zo behandelt Onfray de roman De Pest van Camus als een sinister schema waarin de ‘ratten’ een telkens wederkerend type mensen vormt. Gisteren waren het nog de fascisten, even later de ontsluiters van de goulags, vandaag zijn het de… (vul maar in). Onfray ziet De Pest als een ‘ontologisch pamflet’ (waarmee het verwijst naar de maatschappelijke ‘werkelijkheid’, het ons omringende), te gelijk is het een ‘politiek pamflet’ (verwijzend naar de ravage die de politiek aan richt).
Onfray legt uit hoe deze ‘boodschap’ er in zit. Dat het bij hem om deze intrinsieke waarde van het werk van Camus gaat, blijkt ook uit diens keuze van het in het boek verwerkte beeldmateriaal. Niet ongebruikelijk is het opnemen van foto’s van de behandelde persoon (foto’s zoals ik die hier zelf heb opgenomen). Geen enkele foto van Camus vindt men in zijn boek.
Het beeldmateriaal dat wel is opgenomen, wordt thematisch gepresenteerd. Het zijn thema’s die Camus heeft beziggehouden: de weigering om aan barbarij mee te doen, zijn strijd tegen de doodstraf, de opkomst van het fascisme, De Pest, te weten de allegorie van de georganiseerde moordpartijen, enzovoort. Alles voorzien van de meest afschuwelijke foto’s omtrent wat mensen elkaar kunnen aandoen. De strijd tegen deze verschijnselen moet voortgaan, in naam van Camus. Zo leest het boek van Onfray.
[In 1942. De redactie van het blad Combat, waarvan Camus destijds eindredacteur was en hij reeds zijn revolutionaire ideeën ontwikkelde.]
De opstandige mens
Dat Onfray vervolgens Camus’ politieke hoofdwerk, De opstandige mens (1951), gaat behandelen, laat zich raden. In dit werk treft men aan wat Onfray noemt de ontwikkeling (généalogie) van het hedendaagse totalitarisme. In deze verhandeling wordt op scheidslijnen gewezen die in politieke zin zijn te trekken indien een antifascistische en antikapitalistische optiek wordt gehuldigd. De consequentie van die markering is de verschijning van antitotalitaire en anticommunistische scheidslijnen. En dat is tegen het zere been van de Parijse kliek, met Sartre aan het hoofd. In één klap activeert Camus met zijn boek, zo legt Onfray uit, de strijd in de Eerste Internationale, dat wil zeggen de strijd tussen Marx aan de ene kant en de proudhonnisten en Bakoenin aan de andere kant.
Hier komen dan tegen over elkaar te staan het autoritaire socialisme versus het libertaire socialisme, Camus versus Sartre. Onfray meet die controverse breed uit met zijn verwijzing naar degenen die allemaal tot de Parijse kliek behoren (aanhangers van het Moskou van toen, het stalinisme dus). Zij allen voelen zich geschoffeerd door De opstandige mens. Is het nodig dit allemaal weer zo uitvoerig uit de doeken te doen? Ja, want het kan zo weer aan de orde zijn en de politieke herinnering heeft de neiging zich in de hoek van het ‘korte termijn geheugen’ op te houden… Het einde van de dictatuur betekent de facto nog niet de intrede van de democratie!
Libertair-contractuele micromaatschappij
Een maal zover in het boek aanbeland, komen alle draden uit Onfrays beschouwing over leven en werken van Camus bij elkaar in wat hij de libertaire orde noemt, in de ‘orde’ van anarchisten, in wat Proudhon ooit ‘positieve anarchie’ noemde. De revolutionaire syndicalist Fernand Pelloutier, die al in De opstandige mens aandacht kreeg, neemt ook hier met zijn ‘syndicaat’ zijn plaats in.
Het syndicaat wordt gezien als een libertair-contractuele micromaatschappij. Het moet de hevel zijn voor de praktijk, voor het zaaien in de kapitalistische maatschappij van het zaad van de vrije groepen van producenten.
Door middel van ‘intellectuele capillariteit’, via clandestiene manuscripten (hier met name een verwijzing naar het ‘Testament’ (1629) van Jean Meslier), van Varlet en Proudhon, van Bakoenin en Pelloutier, waren ook zij, zonder het te weten de spirituele draden van deze filosoof, Camus dus, verdediger van het libertaire communalisme, een onderwerp dat later uitgebreid aandacht krijgt van de Amerikaanse anarchist en sociale ecoloog Murray Bookchin (1921 – 2006).
Onfray sluit dit thema af met een uitgebreide behandeling van het Manifeste-programme du mouvement socialiste libertaire (ou de civilisation libertaire) opgesteld door de Franse anarchist Gaston Leval (1895 – 1978). Het is een manifest dat op de bijval van Camus mocht rekenen. Reden waarom Onfray er zo lang bij stilstaat (p.514-519).
Kritische kanttekeningen
Ik had mij vooraf voorgenomen ook de kritiek die is los gekomen ruim te behandelen. Ik laat dat na. Want waar hebben we het dan, naast reeds gemaakte opmerkingen, ook over? Bijvoorbeeld dat met een efficiëntere schrijfwijze zeker honderd pagina’s gewonnen zouden zijn (op de 600 pagina’s die het boek dik is). Onfray herhaalt zich namelijk vele malen, telkens op een net iets andere wijze. Maar in de Provo-tijd zeiden we zelf: In de herhaling ligt onze kracht!
Hij had nog eens vijftig pagina’s kunnen winnen door de lange uitweiding over Nietzsche weg te laten, zoals is geopperd. Het had van mij gemogen, om andere redenen dan die critici noemen: ik heb nooit wat met Nietzsche gehad (en ook Onfray heeft geen liefde voor hem bij me laten opbloeien). Een enkele Franse anarchist verwijt Onfray dat hij door hem onvoldoende is geciteerd (Lou Marin in Le Monde libertaire, nr. 1658, p. 15-17).
Het zal allemaal wel. Maar wat tot nu toe niemand is gelukt, en Onfray wel, is het proudhonnisme en het libertaire denken in Frankrijk weer op de kaart zetten. Het komt me als een verdienste van hem voor. Ben ik dan zelf volstrekt kritiekloos? Neen. Laat ik op een punt in gaan en waarover ik al vaker iets heb opgemerkt. Het is een kritiek die zich richt op zijn conclusie, waar hij het postanarchisme aanprijst.
Het ontgaat mij hoe hij daarbij komt. Een postanarchist is gewoon geen anarchist meer. Dat mag, dat moet hij of zij weten. Maar het gekke is dat men zich toch binnen het anarchisme blijft ophouden. Een raadsel voor mij.
De kern van de problematiek ligt in het feit dat er onderscheid wordt gemaakt tussen het anarchisme uit de laat negentiende eeuw en dat uit de begin eenentwintigste eeuw. De tijden zijn veranderd en er moeten dus anders geformuleerde vragen worden gesteld en antwoorden worden bedacht. Ongetwijfeld.
Waar dan tegen wordt gefulmineerd onder de term ‘postanarchisme’, is een ‘verstokt’ anarchisme, dat tot een ‘anarchistische kerk’ is verstard. De vernieuwing die dus wordt voorgesteld, het tonen van veerkracht waarop wordt gewezen, als reactie op die verstarring, is het geven van antwoorden op veranderde tijden. Dat heeft niets met postanarchisme van doen zoals ook Onfray lijkt aan te hangen. ‘Lijkt’ want wat hij doet, is het libertaire arsenaal oppakken en in beweging brengen. Hij zegt het letterlijk: ‘remettre l’arsenal libertaire en état de marche’ (p. 541). Dan zitten we dus midden in het anarchisme. Niks de post (na) anarchisme!
Thom Holterman
Onfray, Michel, L’Ordre libertaire. La vie philosophique d’Albert Camus, Flammarion, Paris, 2012, 596 blz., prijs 22,50 euro.
Meer lezen?
In het Nederlands verscheen de biografie van Ger Verrips getiteld ALBERT CAMUS, Een leven tegen de leugen (Balans, 1997, ) (zie bespreking van Jan Bontje op: http://users.skynet.be/evds/jabo168.htm ). Vijftig jaar na de dood van Camus, roept columnist Wim Berkelaar christenen op zich te verstaan met deze denker (zie: http://www.protestant.nl/actueel/de-erfenis-van-albert-camus ).
Zie over Jean Varlet het informatieve artikel van M. Slavin, Jean Varlet als verdediger van de directe democratie (http://www.athene.antenna.nl/ARCHIEF/NR03-Parijs/SLAVIN%20-%20Jean%20Varlet.htm ).
Over verstarring in het anarchisme, vindt men een staaltje in een door Willie Verhoysen besproken boek. De titel van zijn bespreking luidt: “‘Proudhon was geen anarchist’, Geschiedenis van het anarchisme vanuit een syndicalistische optiek”, in: de AS nr. 177-178, 2012, p. 29-35. Over de veerkracht van het anarchisme schreef ik zelf in de AS nr. 177-178 onder de titel ‘Het anarchisme en zijn veerkracht’ (p. 57-60) naar aanleiding van een intrigerend artikel van de Israëlische anarchist Uri Gordon, getiteld ‘Anarchism reloaded’.
[Foto’s overgenomen uit het dossier over Camus, getiteld: Le vrai Camus. Le livre événement de Michel Onfray. Le philosophe que la crise rend indispensable ; in :Marianne nr. 767, van 30 december 2011 tot 6 januari 2012.]
Een uitstekende bespreking van een boek dat ik, zodra het vertaald is (ik ben de Franse taal helaas onvoldoende machtig) zal gaan lezen.
Ik zou mij wel een Camusiaan kunnen noemen…
Dank voor het compliment.
In de paragraaf onder het kopje ‘Libertair-contractuele micromaatschappij’ is sprake van het Testament van Jean Meslier. Die tekst is niet van 1629 maar van 1729.