Anarchistische Ontmoetingen
Begin augustus 2012 voltrok zich de Internationale Anarchistische Ontmoeting in het plaatsje Saint-Imier (Zwitserse Jura). Zo’n drieduizend anarchisten uit de hele wereld debatteerden vijf dagen lang over anarchistische theorie en praktijk aangaande het sociaal anarchisme. Ik was erbij.
Saint-Imier
Daarnaast was er gezorgd voor een uitgebreid muziekprogramma, met alle dagen optredens van vele tientallen rockbands. Naast legio inleidingen werden in ‘ateliers’ werkgroepen verzorgd. En niet te vergeten de grote boekenbeurs, ook hier weer met deelnemende anarchistische uitgevers uit vele landen.
De thematiek van de lezingen liep uiteen van ‘economische crisis’ tot ‘libertaire pedagogie’, van ‘geografie en anarchisme’ (urbanisme, transport) tot ‘anarchisme en recht’ (een mooi samenvallen dus met de AS 179 over dat onderwerp). Elke middag van twee tot vier uur werd er een ‘rondetafelgesprek’ gevoerd over onderwerpen, die met het anarchisme verband houden, telkens bijgewoond door honderden deelnemers. Die rondetafelgesprekken hadden tot doel te komen tot een algemene slotverklaring (déclaration commune).
Die werd uiteindelijk vastgesteld door de overgrote meerderheid van de organiserende anarchistische federaties. Toch bleek het nodig om twee van dat soort verklaringen uit te geven, omdat een van de organiserende federaties zich niet kon vinden in wat als gemeenschappelijke verklaring de wereld in gestuurd zou worden. Je hebt principes of niet…
Waarom zou je in een plaatsje van nog geen 7500 inwoners, Saint-Imier dus, zo’n gigantische bijeenkomst organiseren? Wel, 140 jaar geleden kwam een aantal anarchisten, onder wie Bakoenin, er bijeen. Die bijeenkomst in 1872 leidde tot de oprichting van de anti-autoritaire Anarchistische Internationale, als tegenhanger van de autoritaire (Eerste) Internationale die door Marx werd gedomineerd en waar de anarchisten uit waren gezet.
Wat mij opviel was dat de bijeenkomsten die ik heb meegemaakt uitpuilende zalen opleverden. De rondetafelgesprekken over anarchisme en de behandeling van diverse onderwerpen in andere, grote zalen, trokken telkens honderden deelnemers. En wat verheugend was: de volstrekte oververtegenwoordiging van jonge mensen. Een aantal van hen heb ik kritische en scherp analyserende opmerkingen horen maken. In die zin maak ik mij geen zorgen over het uitdragen van het anarchisme als politieke strijd enerzijds tegen militarisme, kapitalisme, racisme, seksisme, (sociale) onderdrukking, vreemdelingenangst en -haat, tegen alle vormen van geweld en discriminatie, en anderzijds voor zelfbestuur, autonomie en sociale revolutie. Die strijd zal in alle heftigheid worden voortgezet, zo is mijn inschatting. En de lezer begrijpt: het deed me goed dit alles te hebben ervaren.
Discursief
De boeken die in ons tijdperk over anarchisme verschijnen, vertonen veelal een discursief karakter. Ik bedoel hiermee dat de auteur(s) bij de lezer tracht te bewegen: denk eens na over libertaire inzichten, toets die inzichten in gesprekken met je naasten (of in gesprek met jezelf), overweeg je handelen in het licht van die inzichten. Kortom, in dat type teksten gaat het allang niet meer om het eenrichtingsverkeer van het bekeren van de lezer.
Zo laat de ene auteur aan de lezer zien hoe hij de teksten van een ander heeft gelezen. Weer een andere auteur brengt de lezer in een bundel zijn keuze onder ogen van een veelheid aan inzichten binnen een thema. Van beide een voorbeeld. Bij het eerste type auteur denk ik aan de Franse libertaire filosoof Michel Onfray en de wijze waarop hij voor de lezer de Franse schrijver en filosoof Albert Camus neerzet: als iemand doordesemd met libertaire inzichten. Onfray doet dat in zijn biografie getiteld L’ordre libertaire. La vie philosophique d’Albert Camus (Libertaire orde, Het filosofische leven van Albert Camus) (Éditions Flammarin, Parijs, 2012). Het wordt duidelijk dat Onfray tegelijk over Camus als wel over zichzelf schrijft. Er zijn criticasters die dit en andere zaken in het boek niet bevallen. Het boek heeft een duidelijk discursief karakter.
Een voorbeeld van een andere auteur is Daniel Guérin, historicus, (neo)marxist en anarchist. Kan dat overigens samengaan? Hij meende van wel, blijkens zijn – ook in het Nederlands (Van Gennep) verschenen – Pour un marxisme libertaire (1969). Maar het werd bestreden door bijvoorbeeld Arthur Lehning (beide verschijnselen libertair/marxisme sluiten elkaar uit voor Lehning). Wel, Guérin vervaardigde jaren geleden een bundel met teksten van als anarchist bekend staande auteurs, denkers, activisten (te beginnen bij Max Stirner en andere ‘klassieke’ anarchisten, naast teksten van anarchosyndicalisten en teksten over verzet en opstanden, zoals Kronstadt 1921). De bundel gaf hij de titel van een leus: Ni Dieu ni Maître (God noch Meester). De bundel verscheen voor het eerst in 1970 en nu is die heruitgegeven (Éditions La Découverte, Parijs, 2012). Ook hier geen monoloog maar instructie ten behoeve van het verwerven van inzicht.
Dat inzichtverwerving discursief verloopt heeft men ook in Lyon begrepen. Daar vond in mei 2011 een meerdaags colloquium plaats over de Philosophie de l’anarchie. Théories libertaires, pratiques quotidiennes et ontologie. Onder gelijkluidende titel zijn de voordrachten gebundeld en uitgegeven door Atelier de création libertair (Lyon, 2012). Zoals de titel van het colloquium aangeeft, blijft het niet beperkt tot één ‘filosofie’ van de anarchie. Ga je er met elkaar over spreken, dan blijken er verschillende libertaire theorieën te bestaan. Tegelijk blijkt dat er verschillende manieren zijn om de dagelijkse praktijken een verschijningsvorm te geven. De bundel is thematisch door de samenstellers, Jean-Christophe Angaut, Daniel Colson en Mimmo Puccarelli opgebouwd. Elk thema heeft als accent anarchie. In dat geval wordt niet de term anarchisme gebruikt, omdat dit een term is die een leer uitdrukt. In het colloquium ging het evenwel om vele naast elkaar staande zijnswijzen van (de) anarchie en theorievorming daaromtrent. Het doel was de veelheid tot uitdrukking te brengen.
Het Franse anarchistische tijdschrift Réfractions (nr. 28, voorjaar 2012) zit met dit nummer ook aan de kant van de zijnswijzen: op welke manieren uiten we onze verontwaardiging? Het gaat hier impliciet om een verwijzing naar de brochure uit 2010: Indignez-vous! van Stéphane Hessel (in het Nederlands uitgegeven als Neem het niet! (Amsterdam, 2011); ik kom aan het slot op hem terug). Die verontwaardiging waarover Hessel het had, komt men tegen in de Franse assembles van Indigné-e-s, de Spaanse beweging van de Indignado/s of ‘15de mei-beweging’, de Amerikaanse beweging ‘Occupy Wall Street’. Bij opstanden kan men denken aan wat er gebeurd is tijdens de ‘Arabische lente’ in diverse Noord-Afrikaanse landen en wat de Zapatisten in Mexico hebben weten te bereiken.
Een aantal auteurs onderzoekt in Réfractions de achtergronden van wat er zoal als verzet naar buiten komt. Het is dus het subversieve wat de auteurs bezighoudt. Maar in hetzelfde nummer bijvoorbeeld ook een groot artikel onder de titel ‘Gandhi: van antiliberalisme tot niet-gewelddadig anarchisme’. Nochtans blijven we binnen de sfeer van de subversiviteit.
Spektakel
Ook het (internationale) situationisme heeft als beweging een nadrukkelijk subversieve kern: het is er op uit de bestaande maatschappij in een antikapitalistische te doen veranderen. De grondleggers ervan, waarvan Guy Debord het meest op de voorgrond trad, hebben dit niet onder stoelen of banken gestoken. Twintig jaar zijn ze op vele wijzen actief geweest tot aan de zelfopheffing in 1972. Daarna zijn anderen doorgegaan – sommigen op dezelfde voet. Anderen hebben hun subversiviteit overboord gekieperd en zijn met hun situationistische actiemiddelen (zoals ‘détournement’ ofwel ‘verdraaiing’, ‘omkering’) voor de vijand gaan werken (het kapitaal).
Dit wordt allemaal minutieus in een omvangrijke studie uit de doeken gedaan door de Franse filosoof en ideeën-historicus Patrick Marcolini. De titel van zijn boek luidt Le mouvement situationniste. Une histoire intellectuelle (Éditions L’Échappée, Montreuil, 2012). Het gaat dus over de situationistische beweging, waarvan het de intellectuele geschiedenis beschrijft. Zo laat Marcolini bijvoorbeeld zien hoe Debord en anderen al in 1952 (de beweging evenwel wordt in 1957 opgericht) met het begrip situatie in de weer zijn. Debord maakt later het spektakel tot kern van het situationisme (zie zijn ook in het Nederlands vertaalde De spektakelmaatschappij, 1976).
Wat het boek van Marcolini mede belangwekkend maakt is dat hij ongeveer een derde ervan besteedt aan de ontwikkelingen van het situationisme na 1972 (totale omvang van het boek 337 pagina’s). Dat daarvan sprake is, maakt een tekst duidelijk die in 1997 in het Duits uitkwam en onlangs in een Franse vertaling is verschenen, te weten Manuel de communication-guérilla (Handboek voor communicatie-guerrilla), uitgekomen bij Éditions La Découverte, Parijs, 2012.
De auteursnaam Autonome a.f.r.i.k.a. Gruppe Luther Blissett en Sonja Brünzels lijkt echt, maar verbergt anonimiteit. Het concept ‘communicatie-guerrilla’ omvat allerlei vormen van politieke strijd, die teruggrijpen op het situationisme (de situationisten worden als voorlopers gezien), van het creëren van situaties (zoals ‘straattoneel’ en ‘feesten’) tot het verdraaien van teksten op reclameborden (billboard bandits).
De politieke strijd wordt ingegeven door een verzet tegen de kapitalistische productiewijze en de structuren waarbinnen die wordt uitgeoefend. Komt dat verzet door middel van détournement tot uitdrukking, dan gaat het mede om verzet tegen de dominante taal waarin de kapitalistische instelling geformuleerd wordt. Deze verdraaiing levert een oppositionele taal, die beoogt te leiden tot argumentatie of agitatie. Door oppositionele taal in te voegen in een tekst, keert de boodschap zich tegen de boodschapper, wat tevens het discursieve karakter tot uitdrukking brengt.
Advertising wordt door die verdraaiing subvertising. In Duitsland werd bijvoorbeeld bij de introductie van een bepaald kruidenbitter de leus op reclameborden (advertising) over Jägermeister gewijzigd (subvertising) in: ‘Ik drink Jägermeister omdat mijn dealer in de gevangenis zit’. In Italië maakten activisten ervan: ‘Ik drink Jägermeister omdat Seveso vol met dioxine zit’.
Tot slot nog aandacht voor een situatie uit de Franse politiek, zoals ik die oppikte uit het Franse dagblad Le Monde van 13 oktober 2012 onder de kop ‘Opzienbarende score van Stéphane Hessel brengt leiding socialisten in verwarring’. Wat was er aan de hand? Met haar aftreden als eerste secretaris had mevrouw Martine Aubry de Parti Socialiste (PS, zeg maar de PvdA van Frankrijk) in verwarring achtergelaten. Voor haar moest een opvolger worden gezocht. Daarvoor moesten binnen de partij verkiezingen worden gehouden, met één persoon als beoogd opvolger (Harlem Désir). Tegelijk speelde er een stromingenstrijd. Elke stroming schoof zijn eigen vertegenwoordiger als verkiesbaar naar voren.
Het wil nu dat de 94 (!) jarige Stéphane Hessel zich in de strijd gooide. Hij was de eerste ondertekenaar van een motie getiteld Durven. Veel verder. Veel vlugger! De motie drukte mede een programma uit, dat er voor moet zorgen dat François Hollande zich niet in laat snoeren in de gevestigde macht. Tevens droeg de motie uit dat men een evenwicht van de overheidsfinanciën kan vinden zonder politieke bezuinigingen op voorwaarde van het geheel veranderen van het ontwikkelingsmodel.
In de stemmingen voor de verkiezing van de eerste secretaris eindigde Hessel net niet op de tweede plaats, zodat hij anders tegenover Désir had komen te staan. Aldus veroorzaakte een 94-jarige een nieuwe golf van verwarring in de socialistische gelederen. Smalend liet een tegenstander over hem weten, dat het vooral de stem van de stadse ‘bobo, écolo’ was. Die voelt zich aangetrokken tot de mediatieke figuur Hessel, de ‘nieuwe abbé Pierre’.
Dat zal wel, maar de kinnesinne is te proeven. En werkte Hessel niet samen met bijvoorbeeld de Franse econoom Pierre Larrouturou, die becijferde dat in plaats van het uitbreiden van het aantal uren van de werkweek, die werkweek juist gereduceerd zouden moeten worden tot 32 uur (zou in Frankrijk anderhalf miljoen banen scheppen; zie: http://www.terraeco.net/Il-faut-passer-a-la-semaine-de-32,42001.html).
Thom Holterman