Hier Is Geen Anarchie Te Koop. Discussie
De Italiaanse anarchist en historicus Nico Berti (1943) heeft het, in een discussie met de Frans-Italiaanse anarchist en uitgever (Atelier de création libertaire te Lyon) Mimmo Pucciarelli, over ‘het openhouden van de winkel’ als het gaat om het laten voortbestaan van het anarchisme. Boven de deur van die winkel prijkt een uithangbord met de tekst ‘Hier is anarchie te koop’. Dat is naar zijn mening voldoende wat de huidige stand van zaken betreft aangaande het anarchisme. Want dat stelt in de ogen van Berti niets meer voor als beweging, als fundamentele vrijheidslievende en antikapitalistische dialoog.
Berti heeft er zelf geen behoefte aan om zich met het openhouden van de winkel bezig te houden. Het gesprek waarin dit wordt gezegd, vond plaats in juni 2005. Het werd in het Italiaans gepubliceerd en later in het Frans vertaald en uitgegeven onder de titel Hier is geen anarchie te koop (2009). In de voorgaande twee items over deze tekst onthield ik mij van commentaar. Nu bespreek ik het geheel en geef tevens blijk van enkele punten, waarin ik van mening verschil met Berti.
Klassiek anarchisme
De tekst kent een aantal gespreksonderwerpen. Geopend wordt met de levensloop van Nico Berti. In de jaren 1960 werd hij anarchistisch activist in roerig Italië; in een later stadium maakte hij zijn middelbare school af om daarna moderne geschiedenis te gaan studeren, een vak dat hij daarna zelf zou gaan doceren. Met deze persoonlijke ontwikkeling hangt ook de verandering samen van activistisch anarchist tot onderzoeker, docent, publicist op het vlak van het anarchisme. We zitten dan in de jaren 1970 – 1980.
De nadruk ligt bij hem, zoals bij veel anderen in en buiten Italië, op de klassieke anarchisten (Proudhon, Bakoenin, Kropotkin, Malatesta). De radicaliteit van deze auteurs spreekt hem aan, want ‘alles moet compleet anders’. Die radicaliteit vormt tevens een barrière voor het handelen van een anarchist in de sociale werkelijkheid. Men zal tot compromissen bereid moeten zijn… Compromissen lopen evenwel stuk op de anarchistische radicaliteit. Dit maakt dat verandering in de maatschappij niet of nauwelijks zichtbaar wordt. Velen haken daarom na verloop van een aantal jaren af. Zo maakt het anarchisme hoogte- en dieptepunten mee.
In Europa stelt de anarchistische beweging niet veel meer voor, reden voor Berti om te spreken over het ‘op de winkel passen’ (doorgeven van het anarchistische gedachtegoed). Het bord ‘Hier verkoopt men anarchie’ moet blijven hangen. Maar Berti gaat niet in de winkel zitten, zegt hij tegen Pucciarelli. ‘Ik heb wel wat anders te doen…’
Onderwijl heeft hij uitgebreid verteld over de eind 19de, vroeg 20ste eeuwse Italiaanse anarchist Errico Malatesta (1853-1932), de laatste van de klassieke anarchisten. Hij beschouwt hem als de grootste anarchist ooit. Dit met name omdat hij zijn hele leven – zestig jaar lang – als anarchist heeft gedacht, geschreven en gehandeld.
Een van de elementen van het klassieke anarchisme is dat de loop van de geschiedenis gezien wordt als een opvolging van logische verschijnselen. Daardoor sluipt er veel determinisme in, te herkennen bij Bakoenin en Kropotkin. Malatesta echter tracht dit, aldus Berti, te elimineren. Een aantal discussie-elementen over Malatesta tussen Berti en Pucciarelli is op deze site reeds aan de orde geweest;zie het item ‘Errico Malatesta: Een Groot Anarchist’, het ander is getiteld ‘Anarchist Zijn Of Handelen Als Anarchist’.
Constanten en anarchisme
Hierboven is steeds sprake van klassiek anarchisme, omdat er een verwijzing in zit naar de eerste generatie anarchisten (eind 19de en begin 20ste eeuw). Aan de term anarchisme zijn meer bijvoeglijke naamwoorden toegevoegd, niet alleen ‘individueel’ (een verwijzing naar Max Stirner, 1806-1856) en ‘sociaal’, maar ook modern, een term die Berti herhaaldelijk gebruikt maar die niet nader wordt ingevuld.
Dit soort aanduidingen impliceert, dat er niet één anarchisme bestaat, maar dat er meerdere voorkomen. In een zelfde periode kunnen verschillende inzichten bestaan, die leiden tot verschillende soorten radicaliteit en daarmee verschillende typen anarchisme opleverend. Het is evenmin vreemd om in elke volgende periode te werken aan actualiseren van het anarchisme. Zo worden ondermeer nieuwe wetenschappelijke inzichten verwerkt of spreekt men zijn wantrouwen er juist over uit. Met het oog op het laatste heeft Malatesta een positivismekritiek ontwikkeld, die het hem mogelijk maakte kritiek op een aantal aannames van Kropotkin te leveren. Het klassieke anarchisme is dus niet als een gesloten blok te beschouwen.
Zelf ben ik om die reden gaan werken met de term constante. Daarbij gaat het om verwijzing naar verschijnselen, elementen en zienswijzen die men telkens ziet terugkeren. Of we nu het anarchisme van een eeuw geleden of van het heden nemen, steeds gaat het bijvoorbeeld binnen een libertaire organisatiegedachte om bottom-up constructies, die zich via federale constructies tot grotere gehelen maken en ‘policentrisme’ (er is niet één centrum, maar vele centra).
Een andere constante is dat libertair georiënteerde organisaties (zoals verenigingen, productieassociaties) groeperingen van ‘gelijken’ zijn (een ieder is gelijkwaardig, ondanks de verschillen in competenties). In mijn boek Het anarchisme in het land van provo’s (Lyon, 2015; alleen in het Frans) leg ik het allemaal nog eens uit.
Wie dus beweert dat het klassieke anarchisme heeft afgedaan, is niet met zijn tijd meegegaan (hem of haar zijn discussies ontgaan, die zich binnen het anarchisme hebben afgespeeld), of betreffende heeft geen voeling meer met de constanten. De kritiek die in zo’n geval wordt geleverd, dient dan ter legitimatie van een positiebepaling buiten het anarchisme (zoals bij postmoderne lui die toch nog van ‘anarchisme’ spreken, zoals postanarchisme). Dat gebeurt natuurlijk vaak: teleurgesteld in het onbereikbaar blijven van het gewenste (bijvoorbeeld fundamentele, antikapitalistische maatschappijverandering blijft uit), richt men zich tot een andere ideologie – als men al niet achter de geraniums verdwijnt…
Errico Malatesta: ‘We anarchists do not want to emancipate the people; we want the people to emancipate themselves’. [Een uitspraak te beschouwen als een libertaire ‘constante’.]
Ik kan nu overstappen naar de kritiek die Berti op het klassieke anarchisme heeft. Grofweg komt die erop neer dat anarchisme niet met zijn tijd is meegegaan. Allerlei zaken die honderd jaar geleden reden gaven tot het denken in termen van revolutie, opstand, ook wel insurrectionalisme genoemd, zijn radicaal gewijzigd, zegt hij. Zeker, maar wie ontkent dat binnen de anarchistische beweging? En waar er sprake is geweest van sociale revolutie, zoals in Spanje 1936, hebben anarchisten dit niet weten vast te houden vanwege het ontbreken van een anarchistische politieke theorie, is zijn verwijt. Klopt dat laatste echter?
Het zijn zaken waaraan ik in drie etappes aandacht wil besteden: (1) democratie, (2) anarchistische politieke theorie en (3) libertair constitutionalisme.
Democratie
In het vraaggesprek tussen Berti en Pucciarelli wordt op verschillende plaatsen bij ‘democratie’ stilgestaan. Nergens wordt het evenwel in het gesprek op een enigszins acceptabele wijze omschreven. Men moet raden waarover het precies gaat. Eén ding is duidelijk directe democratie wordt niet aangeroerd.
Berti wijst er als een soort hard gegeven op, dat sinds 1945 in Europa ‘de democratie’ is ingevoerd. Bedoelt hij dan te verwijzen naar een regime waarin wetten gelden en waar de ‘macht’ niet willekeurig en onbegrensd is? Vermoedelijk. Wie maken die wetten? De volksvertegenwoordiging samen met de regering. Het kan niet veel anders zijn dan dat hij doelt op parlementarisme. In de loop van het gesprek blijkt dat er onder wordt verstaan: het nemen van een meerderheidsbeslissing om een discussie te beëindigen. In dat geval kan het om besluitvorming in parlementen gaan. Het gaat dus over beslissingen genomen buiten de mensen om, die door de beslissingen worden geraakt. Dit lijkt mij een heel eind van het anarchisme af te staan.
Evenwel, voor zijn gelijk voert Berti Malatesta op. Die had de moed, zegt Berti, erop te wijzen, dat in sommige gevallen de knoop met een meerderheidsbesluit doorgehakt moet kunnen worden. Malatesta geeft daarbij het voorbeeld van de aanleg van een spoorwegtracé. Hij stelt voor dat uiteindelijk de keuze moet worden gemaakt tussen het ene of het andere tracé. En de definitieve keuze komt te liggen bij wat de meerderheid beslist. Omdat in de discussie tussen Berti en Pucciarelli over dit soort zaken de naam van Castoriadis (van Socialisme of barbarij; zie aldaar op deze site) een aantal malen valt, geef ik een passende uitspraak van hem:
Cornelius Castoriadis:’I ask to be able to participate directly in all the social decisions that affect my existence, or the general course of the world in which I live.’ [Eveneens als een libertaire ‘constante’ te zien.]
Van belang is om te weten of het om een besluit in een concreet geval gaat, te nemen door de mensen die door het besluit worden getroffen. En als Malatesta dat aldus heeft bedoeld, is het dan terecht om dit voorbeeld te gebruiken ter aanvaarding van het regime van de parlementaire democratie? Ik zou denken van niet. Neem bijvoorbeeld het al jaren lopende verzet van de “NO TAV” beweging, die zich richt tegen de hogesnelheidslijn (TAV) tussen Turijn en Lyon. Ook hier gaat het om een tracébesluit. Wie hebben het tracé voor die TAV vastgesteld? Hoewel bij ‘meerderheidsbesluit’ genomen (neem ik aan), dan toch vast niet door de mensen die aan het tracé grenzen…
Zonder in detail op dit project in te gaan, kan wel met reden worden opgemerkt dat het geschil niet tot een simpel tracébesluit is terug te brengen. En wie beweert dat het eenvoudig een kwestie is van ‘democratie’ (in plaats van een strijd rond een tientallen miljarden vergend project, waarbij de ‘betonmaffia’ grote belangen heeft), is helemaal vergeten wat daartegen vanuit het kritisch potentieel van het anarchisme is aan te voeren. Desbetreffende gaat volstrekt voorbij aan wat de Duits-Italiaanse politicoloog Johannes Agnoli (1925-2003) in de jaren 1960 over pacificatietechnieken en de legitimatie van het kapitalisme, heeft uitgelegd in zijn De transformatie van de democratie.
Als Berti dan zegt dat we moeten begrijpen, dat het in het Westen beter te leven is dan op Cuba of in Noord-Korea, dan krijgt hij van mij volmondig gelijk. Maar als dat dan moet leiden tot het afzien van het leveren van anarchistische kritiek op het ‘democratisch systeem’, dan vind ik het een ongepast argument.
Anarchistische politieke theorie
Berti meent dat de nederlaag van de Spaanse revolutie het bewijs levert, dat het anarchisme geen politieke theorie kent. Het is de reden waardoor het in een concrete situatie van anderen verliest (zoals van de communisten). Als voorbeeld van een en ander wijst hij op het volgende voorval.
Na de opstand in Catalonië (1936) stappen drie Spaanse anarchistenleiders het kantoor van de president van Catalonië binnen, die achter zijn bureau zit. Deze staat op en met een theatraal gebaar wijst hij naar zijn stoel, het drietal uitnodigend plaats te nemen achter zijn bureau. Die plaats vertegenwoordigt symbolisch de macht in Catalonië. Tegen hen zegt hij: ‘Jullie hebben gewonnen, jullie hebben het nu in Catalonië voor het zeggen, wat doen jullie?’.
Als de drie anarchisten achter het bureau hadden plaatsgenomen, dan zouden zij onmiddellijk hebben opgehouden anarchist te zijn, zegt Berti. Maar door dat niet te doen, bleven zij onder het bevel van de president, oppert hij. En op dat moment leed de Spaanse revolutie zijn nederlaag, is zijn conclusie.
Het voorbeeld dat Berti beschrijft, overtuigt mij niet van zijn gelijk. De nederlaag van de Spaanse revolutie kent namelijk heel andere gronden (welke laatste problematiek ik laat voor wat die is). Evenmin is vol te houden dat het anarchisme geen politieke theorie kent.
Bovendien, wie zegt dat die drie anarchisten de macht van de zittende president kwamen overnemen? Berti vindt de scene een leuk voorbeeld dat hij vaak zegt te gebruiken. Het is echter de vraag of het ergens anders toedient dan om te tonen hoe goed hij toneel kan spelen. Want de zittende president in het voorbeeld kon uit de gang van zaken bijvoorbeeld ook afleiden, dat hij er goed aan deed om aan de overkant van de straat in een Grand Café een glas wijn te gaan drinken. Zijn bureau zou verbouwd kunnen worden tot crèche of schoollokaal (ik denk hierbij aan het aanstekelijke boekje van Eric Hazan & Kamo, De eerste revolutionaire maatregelen, Paris, 2013). De macht zou vervolgens op een andere wijze worden uitgeoefend, dan van achter een bureau en overeenkomstig een weldegelijk bestaande anarchistische politieke theorie.
Die theorie is te ontlenen aan legio geschriften van klassieke en latere anarchisten. Ooit heb ik een analyse gemaakt van die geschriften om een anarchistische politieke theorie te kunnen beschrijven. Het geheel is gepubliceerd onder de titel Recht en politieke organisatie (Zwolle, 1986). Berti zou kunnen zeggen dat daar geen revolutie mee is te winnen omdat de machtsproblematiek niet in een kader van heersen is uitgewerkt. Daar zou hij gelijk in hebben, maar dat is ook precies het verschil tussen een anarchistische politieke theorie en een sociaaldemocratische, een marxistisch-leninistische of een nog straffere fascistische politieke theorie. Zo verwerpt de anarchistische theorie de opvatting dat ‘het doel de middelen heiligt’, een opvatting die communisten – ook tijdens de Spaanse burgeroorlog – juist huldigen.
Kijk, als Berti nu zegt dat hij in zo’n geval niets (meer) met het anarchisme kan aan vatten, dan zij dat zo. Anderen is dat ook overkomen, waarbij ik bijvoorbeeld denk aan Nederlandse journalist Alexander Cohen (1864-1961), die de weg liep ‘van anarchist tot monarchist’ (zie het aan hem besteedde nummer van de AS 175, najaar 2011). Het is echter geen bewijs voor het ontbreken van een anarchistische politieke theorie.
Libertair constitutionalisme
In samenhang met zijn idee dat anarchisten geen politieke theorie hebben, zou ook de ontwikkeling van een libertaire grondwet voor hen onmogelijk zijn. Maar hoe komt hij daarbij ? Toegegeven, het is niet het eerste waar de gemiddelde anarchist aan denkt. Dat is evenwel niet aan de orde. Echter Berti meent te kunnen zeggen: ‘Wij, anarchisten, hebben geen idee van de wijze waarop de samenleving te organiseren’. Grotere onzin ben ik nauwelijks tegen gekomen – van een anarchist, tevens historicus politieke ideeën.
Er zijn zelfs concepten van grondwetten voor een libertaire samenleving te vinden, niet talrijk en als discussiestuk opgezet, maar toch. Ik denk dan aan A. Schreider en zijn Die föderative Räterepublik (1919) en P. Besnard, getiteld Le monde nouveau, Organisation d’une société anarchiste (1934). Overigens zegt niemand dat een grondwet moet. Groot-Brittannië kent geen geschreven grondwet en het Chili van dictator Pinochet kende die wel…
Kortom het is heel goed mogelijk om een libertair constitutionalisme aan anarchistische teksten te ontlenen. Die teksten leveren voldoende materiaal om grondlijnen voor een libertaire samenleving te beschrijven en grondwaarden te duiden. Tot die grondwaarden zijn te rekenen de libertaire vrijheidsgedachten, die aansluiten bij universele mensenrechten. Een dergelijk constitutionalisme berust op nivileringsvoorstellen van de bestaande verticale machtsposities. De top van de hiërarchie wordt als het ware naar beneden getrokken (de basis, de gemeente).
Tientallen jaren geleden sprak ik in dat verband over topreductie om een proces te beschrijven van nevenschikken van het gelijkwaardige en om dat in decentralisatie en arbeiderszelfbestuur tot uitdrukking te laten komen. In een Franse bundel onder de titel De anarchie en het probleem van de politiek (2014), uitgekomen onder redactie van Alfredo Gomez-Muller, komt men nu soortgelijke zaken tegen.
Geen anarchie, dat is duidelijk
Berti zal nu zeggen, allemaal goed en wel, maar dat is niet onmiddellijk in de werkelijkheid toe te passen (‘ne pas appliquant directement à la réalité’; p. 84). Maar welke politieke wetenschap is dat wel? Berti heeft het antwoord: het liberalisme! (p. 86). Hij is dan ook meer liberaal dan democraat, erkent hij (p, 58). Nu is ook in één klap de titel van het boek duidelijk: Hier wordt geen anarchie verkocht. Inderdaad.
Er wordt over zaken, die er wel degelijk toe doen, op vaak warrige en onnauwkeurige wijze georeerd. Ik ontken niet dat het nuttig is om het anarchisme kritisch tegen het licht te houden en om te verwijderen wat niet meer van deze tijd is – helemaal niet. Maar op de drie punten waarom het spant, democratie, anarchistische politieke theorie, libertaire constitutionalisme, moet men kennelijk niet bij Berti zijn.
Thom Holterman
BERTI, Giampietro (Nico), Ici on ne vend pas d’anarchie, Vraaggesprek gerealiseerd door Mimmo Pucciarelli (uit het Italiaans vertaald en ingeleid door Isabelle Felici), Atelier de création libertaire, Lyon, 2009, 98 blz., prijs 8 euro.
Aantekening
[ 1 ] De positie die Nico Berti inneemt is niet onbestreden; zie bijvoorbeeld het commentaar van Freddy Gomez in A contretemps nummer 36, januari 2010.
[ 2 ] De twee hier opgenomen werken van de Noorse kunstschilder Eduard Munch (1863-1944) komen uit het artikel ‘Munch en het anarchisme’ op de site Portaloaca.com.