Benjamin Barber: Naar Directe Democratie Via Wijkraden
Vorige week behandelde Johny Lenaerts het onderwerp wijkraden vanuit een Amerikaanse tekst uit 1969. Daarin werd de ontwikkeling van zelfbestuur op wijkniveau geschetst en het verloop ervan. De oorspronkelijke opzet van dat zelfbestuur liep om beschreven redenen ernstige averij op. Maar de maatschappelijke situatie veranderde niet. De actuele situatie geeft aanleiding, gelet op opgedane ervaring, opnieuw in te zetten op directe democratie via wijkraden. In de huidige crisis van de democratie, zo stelt de Amerikaanse sociaal-ecologist Murray Bookchin, schuilen ongekende mogelijkheden om de stad op een andere manier te organiseren. Het gaat er volgens hem daarbij niet om dat de partijen hun programma’s zouden updaten maar dat de spelregels veranderd worden en dat er nieuwe organen gecreëerd worden om politiek mee te bedrijven. De onlangs overleden Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber (1939-2017) trad hem daarin bij. Johny Lenaerts licht hij zienswijze toe.
Sterke democratie
Van Benjaminn Barber verscheen niet lang geleden Als burgemeesters zouden regeren. Haperende staten, opkomende steden (Nieuw Amsterdam, 2014). Hij pleit daarin voor de overheveling van macht van het staatsniveau naar het stedelijk niveau en voor een confederatie van vrije steden. In een ouder boek, Strong Democracy (1984, herdrukt in 2003), werkt hij het thema van burgerparticipatie uit en pleit hij voor een ‘sterke democratie’. Sterke democratie vereist volgens hem onbemiddeld zelfbestuur door actieve burgers. Het vereist instellingen die individuen betrekken zowel op het buurt- als op het nationale niveau, in de gemeenschappelijke besluitvorming en in de politieke oordeelsvorming, en niet op de laatste plaats in de gemeenschappelijke actie. Benjamin Barber wil bijgevolg sterke democratie plaatsen in een institutioneel kader waar haar realistisch potentieel ten volle tot zijn recht kan komen. Hij verwijst in dit verband naar de baanbrekende werken van Milton Kotler (Neighborhood Government) en van Murray Bookchin (Post-Scarcity Anarchism).
Benjamin Barber vertrekt vanuit de vaststelling dat de burgers van westerse democratieën kunnen stemmen voor degenen die over hen zullen regeren maar zelden voor de politiek waardoor ze geregeerd worden. En nog zeldzamer krijgen ze de kans hun eigen agenda’s door middel van permanent publiek debat uit te werken.
Barber herinnert ons eraan dat elke democratie berust op wat de Tocqueville de ‘lokale vrijheidsgeest’ noemde, en dat elke democratische revolutie begon met een engagement voor diepgaande lokale participatie – in ‘town meetings’ (waaraan alle kiesgerechtigde ingezetenen kunnen deelnemen) of communes of revolutionaire comité’s of sovjets (raden). De gemeente is dan wel niet ‘direct door Gods hand gegeven’, zoals de Tocqueville het graag noemde, maar het heeft volgens Benjamin Barber altijd de basis gevormd van democratische maatschappijen en was het onontbeerlijke forum dat discussie mogelijk maakte. Zonder openbare discussie is democratie niet mogelijk. Zij het op het marktplein, op het openbare plein (zoals de antiek Griekse agora), een kapperszaak, een schoolraad of een ‘town meeting’, democratie moet een lokale discussieplek hebben, haar wijkparlement. Het onmiddellijke doel is niet zozeer macht uit te oefenen of de politiek te bepalen: het gaat erom de voorwaarden te creëren om macht te kunnen uitoefenen – het gaat erom de burgers langzaam te vormen tot ze in staat zullen zijn macht uit te oefenen.
Een drievoudige taak
Het is een van de ironische vaststellingen, zo zegt Benjamin Barber, dat de Amerikaanse regeringsvorm geen wijdverbreid systeem van lokale burgerparticipatie kent. Daarom zou de eerste en belangrijkste hervorming erin moeten bestaan een nationaal systeem van wijkraden (neighborhood assemblies) in elk ruraal, suburbaan en urbaan district in Amerika in te stellen. Politiek bewustzijn begint in de wijk, stelt Barber. En hij herinnert ons aan de woorden van Milton Kotler: ‘Het is in de wijk… dat de mensen met elkaar praten en hun gevoelens ontwikkelen zodat ze de bron van wat waarde in hun leven heeft, kunnen herstellen. Ze hebben het over thema’s die buurtbewoners begrijpen en met elkaar delen – namelijk de gemeenschap en haar zelfbestuur’ (Neighborhood Government).
Wijkraden kunnen volgens Benjamin Barber wellicht niet minder dan vijfduizend burgers omvatten en beslist niet méér dan vijfentwintigduizend. Omdat het doel van het wijradensysteem aanvankelijk zou beperkt blijven tot discussie en overleg, zouden raden kunnen opgericht worden als forums voor publieke discussie over zowel lokale als over regionale en nationale kwesties, zonder dat men daarbij inbreuk zou maken op het bestaande systeem van representatieve democratie. Daarmee zou een proces op gang gebracht worden waarin de burgers zich de bekwaamheden eigen maken waarmee ze na verloop van tijd beslissingen op lokaal niveau kunnen nemen.
De wijkraden zouden dikwijls kunnen samenkomen, misschien wekelijks, op ogenblikken waarop de werkende mensen en de ouders tijd hebben. Omdat de samenkomsten voor iedereen open staan en een flexibele en op de burger afgestemde agenda hebben, zouden de individuen naargelang hun wensen en mogelijkheden zich hierbij kunnen aansluiten, zonder het gevoelen te hebben bij elke samenkomst te moeten aanwezig zijn. De wijkraden, die in hun beginfase dus geen beslissingsbevoegdheid hebben, zouden dan ook niet onder druk staan van bepaalde economische en sociale drukkingsgroepen. In die fase zouden de wijkraden volgens Benjamin Barber een drievoudige taak hebben: lokale verantwoordelijkheid garanderen, lokale thema’s bespreken en als ombudsman fungeren.
Een gepast forum
Het garanderen van de verantwoordelijkheid van de politieke vertegenwoordigers is over het algemeen de taak van de pers, van de media en van de oppositiepartijen. Wijkraden zouden enkele van deze taken rechtstreeks naar de burgers kunnen doorschuiven, waardoor de individuen in staat zouden gesteld worden om hun vertegenwoordigers op regelmatige basis in hun thuisgebied ter verantwoording te kunnen roepen. Een regelmatig ‘vragenmoment’ zou de verkozen vertegenwoordigers hechter aan hun kiezers kunnen binden en zou de burgers beter met de buurt- en de nationale problematiek vertrouwd maken, hetgeen hun burgerbewustzijn zou vergroten.
Het bespreken van lokale thema’s en de beraadslaging daarover zou volgens Benjamin Barber wellicht de eerste prioriteit van de wijkraden moeten zijn. De lokale raad zou een gepast forum kunnen zijn voor de lokale discussie over regionale en nationale thema’s (die eventueel via een referendum aan de bevolking kunnen voorgelegd worden), op een schaal waarin de individuen in staat zijn deel te nemen. De burgers zouden verschillende wetsvoorstellen onder de loep kunnen nemen, de lokale impact van regionale en nationale maatregelen kunnen nagaan, politieke standpunten kunnen ontwikkelen zonder daarbij beïnvloed te worden door drukkingsgroepen, en nieuwe thema’s voor de buurt kunnen aankaarten die niet op de lokale of regionale agenda staan. Tenslotte zou de wijkraad een toegankelijk forum kunnen bieden voor het uiten van eisen, het oplossen van lokale conflicten en het verdedigen van de belangen van de wijk. Het zou dus kunnen dienen als een soort institutionele ombudsman voor individuen en de gemeenschap.
In een tweede ontwikkelingsfase zouden de wijkraden kunnen kiezen voor regionale of nationale referenda en zo mogelijk kunnen ageren als eenheden in een breder verband. Ze zouden ook beslissingsbevoegdheid kunnen krijgen over kwesties van lokaal belang.
Opdat de wijkraad een permanente instelling zou worden, benadrukt Benjamin Barber het belang van een fysieke ruimte. Aanvankelijk zou een school of een gemeentelijk lokaal kunnen gebruikt worden, maar op de duur zou men een buurtcentrum moeten kunnen vinden waar overleg, verkiezingen en andere openbare diensten zouden kunnen plaatsvinden. Discussiëren waar men stemt en stemmen waar men discussieert, discussiëren waar men leert en leren waar men discussieert bevordert volgens Barber de integratie van de verschillende burgertaken op zo’n wijze dat de publieke bewustwording en het politiek oordeelsvermogen versterkt worden. Een fysiek centrum voor de wijk zou dus een thuis voor de burgers kunnen worden – een openbare ruimte waarin vrouwen en mannen vorm aan hun burgerschap kunnen geven. Al veel te lang was burgerschap een identiteit zonder vast adres of permanente verblijfplaats.
Kiemcel
Om de rechten van de gematigden zowel als die van de meer extremen te beschermen, en om de raad tot een doeltreffend forum voor de uitwerking en het overleg van lokale thema’s te maken, zou er volgens Benjamin Barber een ‘facilitator’ kunnen aangesteld worden, die de samenkomsten in goede banen leidt. Deze persoon zou daarvoor een opleiding kunnen gevolgd hebben of ervaring met gelijkaardige instellingen verworven hebben. Facilitators zouden geen stemrecht hebben en zelf niet actief aan de discussies deelnemen. In naam van eerlijkheid en openheid zou hij of zij toezien op het goede verloop van de samenkomsten en op het respect van de interne regels. Hij of zij zou enkel autoriteit kunnen uitoefenen op basis van gedrag en de bekwaamheid de samenkomsten te leiden.
Velen twijfelen eraan of dergelijke wijkraden genoeg interesse in de wijken zal kunnen oproepen. De mensen hebben sowieso al zo veel aan hun hoofd, wordt er gezegd. Benjamin Barber antwoordt daarop dat de mensen er niet aan zullen deelnemen als ze zouden ervaren dat er met hun mening geen rekening gehouden wordt. Ze blijven aan de kant staan omdat ze machteloos zijn, ze zijn niet machteloos omdat ze aan de kant staan. Het is volgens Barber geenszins bewezen dat de mensen, zodra hen macht toegekend wordt, zullen weigeren om deel te nemen. Participatie bevordert participatie. Het is tijd dat de wijkraad als kiemcel van het democratisch leven uitgebouwd wordt, besluit Benjamin Barber. Waarbij we terug aanknopen bij de contestatiebeweging van de jaren 1960.
‘De partijen zijn enkel nog platformen voor carrièrejagers,’ verklaarde de Duitse studentenleider Rudi Dutschke (1940-1979) in juli 1967 in een interview met Der Spiegel. ‘Ik denk dat we ons niet zonder reden als buitenparlementaire oppositie beschouwen. Wanneer we zeggen buitenparlementair dan bedoelen we dat we een systeem van directe democratie beogen – en meer bepaald een radendemocratie, dat de mensen in staat stelt hun tijdelijke afgevaardigden direct te kunnen kiezen en te kunnen afzetten zoals zij dat op basis van een bewustzijn dat kritisch staat tegenover elke vorm van heerschappij noodzakelijk achten. Dan zou de heerschappij van mens over mens tot het kleinst mogelijke minimum gereduceerd worden. Ik ben van mening dat de huidige maatschappij in de loop van een lang bewustwordingsproces van vele en steeds meer mensen daadwerkelijk het stadium zal bereiken waarin de mensen hun lot in eigen handen kunnen nemen en niet langer onbewust als onpolitieke objecten van bovenaf door de bureaucratie, door het parlement of door wat-dan-ook gemanipuleerd zullen worden.’
Johny Lenaerts
* Benjamin Barber, Strong Democracy. Participatory politics for a new age, Berkeley/Los Angeles/London: University of California Press, 2003.
* Rudi Dutschke, Mein langer Marsch, Reinbek bei Hamburg: Rowohlt, 1981.
* Murray Bookchin, Sociale ecologie en politiek, Utrecht: Kelderuitgeverij, 2018.