Parijse Commune 1871 – Communes In Verzet
De Commune van Paris 1871 blijft tot de verbeelding spreken. Recent opende de links-republikeinse site Respublica met het item ‘Communardes!’. Dat was daags na de tweede ronde van de parlementsverkiezingen in Frankrijk. Er is echter verzet nodig. Dat drukt de driedelige serie stripboeken over de opstandige communes (gemeenten) in Frankrijk uit.
De auteur van het artikel op Respublica (Philippe Duffau) is laaiend over die serie: ‘Het is 151 jaar geleden dat de opstand van de gemeenten plaatsvonden en de stripboeken, gepubliceerd in 2015-2016, zijn leerzaam om licht te werpen op de problemen van die tijd die, alles bij elkaar genomen, de huidige situatie weerspiegelen. Het blijft goed om deze serie te lezen, te herlezen of te laten lezen, getiteld De rode olifanten (deel 1), De geest van de aristocraat (deel 2) en We zullen niets zeggen over hun vrouwtjes (deel 3) [auteurs Wilfrid Lupano en Xavier Fourquemin, uitgegeven door Vents d’Ouest].
De laatste titel drukt precies het tegendeel uit van wat men in dit derde deel aantreft: ‘De revolutie is niet alleen een kwestie van mannen’, staat op de achterkant van het 3e deel. ‘Het is een nuttig werk om vrouwen te helpen uit een soort onzichtbaarheid te komen in hun universele en universalistische strijd voor hun emancipatie en daarmee van de hele mensheid’. Jean Ferrat (Franse zanger, componist en tekstschrijver) zong het in zijn ‘De vrouw is de toekomst van de man’, waarmee hij verwees naar Louis Aragon’ (zie Online).
De commune geest
Het gaat er dus om de geest te kunnen oproepen van de commune, om de boel wakker te houden. Dat vind je terug bij de ‘Vrienden en vriendinnen van de Commune van Parijs 1871’. Daarvoor bestaat ook de site van de Commune de Paris 1871 (zie Online) en het door die vereniging van ‘vrienden en vriendinnen’ uitgegeven altijd prachtig verzorgde kwartaalschrift La Commune. Steeds de moeite waard, zoals het bijzondere nummer 1, 2022 onder meer over Parijs en de provincie. In heel Frankrijk gingen communes, gemeenten, in verzet, niet alleen die van Parijs en de golf kwam opzetten al in de herfst van 1870 (zie ook Respublica, Online).
Bloedig neergeslagen
Er is evenwel een zorgwekkend probleem in deze wereld. Liefhebbers van dominantie (machthebbers van allerlei soort, van linkse en rechtse politieke snit, rendementsdenkers, financiële roofdieren, enz.) verwerpen de gedachte dat mensen een bestaan kunnen opbouwen in zelfontwikkelde basisorganisaties, op grond van de commune-gedachte. Daar moet, desnoods, met geweld tegen kunnen worden opgetreden. En we weten hoe dat ging met de Parijse commune 1871.
Alle soorten liefhebbers van dominantie hebben een geweldtheorie in huis. Zo kunnen zij bijvoorbeeld het recht niet denken zonder dat er afdwingingsmiddelen bestaan. De enige categorie mensen die zo’n geweldstheorie niet in hun denken hebben verankerd, zijn anarchisten (het doel heiligt niet alle middelen). Wat zij wel hebben verankerd is het vrijheidsdenken (prefiguratie). Waar het hen niet gelukt is in groter sociaal verband de vrijheidsgedachte te realiseren, is dat ten ondergegaan aan eigen interne problemen dan wel aan gebruik van geweld door dominantie-liefhebbers. Daarom is het goed even stil te staan bij verwerpelijke poging het anarchisme onder een geweldstheorie te brengen om daarmee een absurde ‘vergelijking’ te legitimeren.
In een bespreking in Le Monde van 17 juni 2022, van het boek Het tijdperk van de woede van de Indische essayist Pankaj Mishra, kom ik de volgende vergelijking tegen geciteerd uit het boek. ‘Het bloedbad dat moslimterroristen in het Parijse theater Bataclan in november 2015 aanrichtten zou een geactualiseerde nihilistische kopie zijn van de bomaanslag in het theater Bellecour te Lyon in 1882, uitgevoerd door anarchisten’. De auteur van het boek trekt dit soort onheuse vergelijking verder door. ‘De verbijsterende aanslagen van moslimterroristen, van 11 september 2001 in de USA, vormen een weerklank van de ontelbare anarchistische aanslagen (op de tsaar, enkele koningen en presidenten) rond de 20steeeuwwisseling’. Die vergelijking is niet alleen onheus, ze is walgelijk.
Moslimterroristen hebben een geweldstheorie wat de verbreiding van hun fundamentalistische geloofsopvatting aangaat. Zij zijn onder te brengen bij de categorie ‘dominatie-liefhebbers’. In die zin zijn al dat soort liefhebbers aan elkaar gelijk of je nu spreekt bijvoorbeeld over Poetin of Trump of over de Taliban. Daarom kunnen zij ook oorlog voeren en wat hen niet zint bloedig neerslaan.
Het gaat mij er onderwijl niet om de door sommige anarchisten gepleegde geweldsdaden te ontkennen. Echter, nooit heeft de anarchistische beweging geweldsgebruik theoretisch tot een deel van haar gedachtegoed gemaakt. Integendeel. Waar het tot geweldsgebruik kwam, werd het als onvermijdelijk opgevat in de sfeer van burgeroorlog – en dat nog niet eens door iedere anarchist (Spanje 1936 waar socialisten en anarchisten zich verdedigend tegen autoritair-conservatieve herovering van politieke macht opstelden). Of het ging om enkelingen, die veelal later zich op ‘anarchisme’ beriepen ter legitimatie van hun daad. De Nederlandse libertaire essayist van weleer, Anton Constandse, ontkende niet het bestaan van Anarchisme van de daad van 1848 tot heden (Den Haag, 1969). Zijn geestelijke strijd richtte zich evenwel op Anarchisme: inspiratie tot vrijheid (Amsterdam, 1979).
Onderwijl zitten we natuurlijk wel in een tijdperk van geweld. Wie zal dat ontkennen. Dit tijdperk begint ongetwijfeld ver voor 1871, waar staten dat geweld ‘professioneel’ organiseren en alles verwoestend elkaar het leven zuur maken: oorlog voeren. Allerlei politici nemen daarbij het voortouw of laten zich gebruiken als handlangers bij bloedvergieten. Kijken we naar de Parijse Commune 1871 en het neerslaan daarvan, waarbij tienduizenden mensen het leven verloren, dan behoort de Franse politicus Adolphe Thiers (1797-1877) tot een van die verdomde politici.
Adolphe Thiers was president van Frankrijk augustus 1871-mei 1873. Hij lijkt mij een politieke weerhaan. Hij was monarchist maar als het hem uitkwam stond hij aan de kant van conservatieve republikeinen. Vanaf 1863 leidde hij echter de linkse oppositie tegen Napoleon III. Was hij dan een ‘sociaaldemocraat’? Jarenlang was hij namelijk ook de belangrijkste woordvoerder van de anti-imperialisten… Kortom, zo’n politieke zwerver moet je hebben om de Franse troepenmacht opdracht te geven de Commune van Parijs neer te slaan.
Hier werd dus weggevaagd wat op grond van een basisidee (van het volk, door het volk, voor het volk) dat vanuit de basis kon ontstaan: de commune. Dat ‘rucksichlos’ wegvagen repeteerde zich waar het om de instelling van basisdemocratie ging, bijvoorbeeld in geval van de Radenrepubliek München. Daar zien we een andere politicus aan het werk, een Duitse sociaaldemocraat, Gustave Noske (1868-1946).
Deze politicus was lid van de Sozialdemokratische Partei Deutschland (SPD). In december 1918 werd Noske lid van de Raad van Volkscommissarissen (voorlopige regering). Met behulp van een (proto-fascistisch) vrijkorps en legereenheden wist hij op bloedige wijze een communistisch-spartakistische opstand in Berlijn te verslaan (Spartacusbond, opgericht door Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht). In februari 1919 werd Noske vervolgens rijksminister van Defensie. Het neerslaan van de Radenrepubliek München (april-mei 1919) was de volgende klus van deze sociaaldemocraat: Duitse regering gaf opdracht aan vrijkorpsen de socialistische republiek ten val te brengen. Dat karwei werd met veel bloedvergieten geklaard.
De gedachte aan de Parijse commune (1871) en aan de Radenrepubliek München is blijvend. Maar ook de gedachte aan de tegenstanders ervan, die afkeuren dat dominantie geen politiek onderdeel meer zou kunnen zijn van hun visie op maatschappijorganisatie, op maatschappelijke orde. En dat gespuis, van ongeacht welke politieke kleur of religieuze uiting, heeft geweldsgebruik in hun theoretische bagage.
Thom Holterman