Spring naar inhoud

Coöperatie En Associatie: Naar Een Participatiemaatschappij

07/04/2012

De menselijke samenleving kent verschillende factoren die bijdragen aan haar voortbestaan en ontwikkeling. Darwin wees daarbij op de factor ‘strijd’. De geograaf en anarchist Peter Kropotkin repliceerde dat de factor ‘wederkerige hulp’ niet mag worden vergeten. Hij gaf dat al aan met de titel van zijn boek: Mutual aid, A factor of evolution (1902). Die factor kent vele uitwerkingen. Een ervan is ‘samenwerking’. Die kan vluchtig en spontaan zijn, maar ook georganiseerd en duurzaam. Die laatste elementen komen tot uitdrukking in de organisatievorm coöperatie of associatie.

De aandacht voor de coöperatieve organisatievorm is de laatste jaren sterk toegenomen, mede om tegenwicht te bieden aan de door het neoliberalisme gepropageerde ‘strijd’. Die strijd openbaart zich ondermeer in de destructieve ‘groei’-ideologie en de concurrentiestrijd binnen het neoliberale marktdenken. Het gaat er daarbij om elkaar dood te drukken ten behoeve van het verwerven van een monopoliepositie om daarna met dictaten de markt te beheersen.

Geschiedenis

Coöperatie is geen nieuwigheid. In de achttiende eeuw komen we als voorlopers van het moderne coöperatiewezen ondermeer tegen de Fransman Charles Fourier (1772 – 1837) en de Engelsman Robert Owen (1771 – 1858). Zij ontwikkelen vooral ‘integrale’ samenwerkingsvormen in de sfeer van de ‘arbeiderskolonie’ of de ‘coöperatieve gemeenschap’ (de falanstère van Fourier; ‘New Harmony’ van Owen). De achtergrond van deze beweging is de toestand van de arbeiders duurzaam te verbeteren.

Pierre-Joseph Proudhon (1809 – 1865) heeft dit doel ook voor ogen, maar hij houdt zich meer bezig met het idee van de afzonderlijke associatie voor verschillende functies (productieve associatie; ruilbank). Overigens gaat hij er daarbij vanuit dat mensen geassocieerd zijn door de fysieke en mathematische wet van de productie. Hij wijst erop dat arbeiders als ‘geassocieerden’ gelijk zijn. Uit hun vrijwillige samenwerking ontstaat de ‘vrije associatie’ (een associatie van gelijken). Proudhon heeft het daar al over in zijn eerste grote,  spraakmakende werk Wat is eigendom? (1840).

De fysieke en mathematische wet waarover hij spreekt, verwijst in zijn optiek naar het volgende. De geïsoleerde mens kan slechts voor een uiterst beperkt deel in zijn behoeften voorzien. Er is geen mens die alles zelf kan doen (de ‘fysieke’ wet). Bovendien is voor de fabricage van menig product de behoefte aan reeds eerder vervaardigde producten (gereedschap bijvoorbeeld). Bijna elk product is een ‘tussenproduct’, een schakel in een keten (de ‘mathematische’ wet).

Rochdale Pioneers                                                                 

[De Rochdale Society werd gevormd door 28 arbeiders; tien van hen waren wevers, anderen waren klompenmakers, schoenmakers, meubelmakers. In 1844 openden zij een winkel en breidde later hun activiteiten uit met productie van artikelen en agrarische bedrijvigheid ‘to arrange the powers of production, distribution, education and governement’ volgens coöperatieve methode. De foto is genomen in 1865 en toont de 13 toen nog levende pioniers (foto en informatie van de site: http://www.therochdalepioneers.co.uk/vebo/ )]

De verschillende denkbeelden over samenwerking hebben geleid tot vormen van zelforganisatie, zoals verbruikscoöperaties in eigen beheer. Zo openden in 1844 inwoners van Rochdale (UK) een kruidenierswinkel waarvan zijzelf eigenaar waren en die zijzelf beheerden. De wijze waarop zij dat deden, sprak zo aan dat zij in de geschiedenis bekend bleven als de ‘Pioniers van Rochdale’. De beginselen waarop zij het beheer van hun verbruikscoöperatie baseerden (de ‘Rochdale Principles’) worden tot op dit moment door coöperatiebewegingen gehanteerd (zie over de Rochdale Pioneers de site: http://h2g2.com/dna/h2g2/A3482796 ).

Tegen het eind van de negentiende eeuw zijn er pleitbezorgers opgestaan die de opvatting huldigden, dat langs coöperatieve weg uiteindelijk de gehele economie en de maatschap ‘gecoöperatiseerd’ kon worden. Een van hen is de Fransman Charles Gide (1847 – 1932). Ik noem hem omdat ik mij voorneem in een later stadium in een afzonderlijk item op hem terug te komen.

De geschiedenis van de coöperatiebeweging leert dat er een ideologisch onderscheid is aan te brengen, wat de achtergrond van de pleitbezorging aangaat. In de eerste plaats treft men de sociaalliberale ideeën aan die uitgaan van de ‘staatsonthouding’. Arbeiders worden gestimuleerd zelf te leren de problemen op te lossen (‘zelfhulp’) door coöperaties op te zetten. De nadruk ligt hier op de arbeiders als consument. In de tweede plaats is het de socialistische beweging die de nadruk op de arbeider als producent legt en aandacht heeft voor de productieve associatie. Overigens staat niets in de weg om beide lijnen te koppelen, zodat er uiteindelijk ook van een ‘integrale coöperatie’ is te spreken, zoals we nog zullen zien.

Nederland

In de Nederlandse geschiedenis van het coöperatie- en associatiewezen spreekt men over ‘bedrijven in eigen beheer’ en ‘productieve associatie’. De nog immer informatieve studie van Frans Becker en Johan Frieswijk gaat over dat verleden en is getiteld Bedrijven in eigen beheer, Kolonies en produktieve associaties in Nederland 1901-1958 (Nijmegen, 1976). Maar net als elders in de wereld is ook in Nederland de coöperatie bezig aan een opmerkelijke ‘revival’.

Die heropleving is zelfs de Verenigde Naties niet ontgaan gelet op het feit dat de VN het jaar 2012 heeft uitgeroepen tot ‘jaar van de coöperaties’. Ongetwijfeld hangt met die hernieuwde belangstelling ook samen dat enkele jaren geleden aan de Universiteit van Tilburg een leerstoel voor het coöperatiewezen is ingesteld. Deze wordt bezet door Ruud Galle, die in 1993 promoveerde op het onderwerp coöperatie. Onlangs verscheen van zijn hand het Handboek coöperaties (2010). Galle, die tevens directeur van de Nationale Coöperatieve Raad is, doceert coöperatief recht en organisatie van de onderneming. Het onderwerp coöperatie wordt dus serieus genomen. Dat is niet zo vreemd.

Te lang is, als effect van korte termijn denken dat het neoliberalisme als gif heeft verspreid, het maatschappelijk verantwoord ondernemen schromelijk veronachtzaamd. Door het coöperatiewezen te promoten wordt gehoopt dat de aandacht voor het lange termijn denken weer terugkomt. Tegelijk rekent men er op dat daarmee ook een solidair en duurzaam ondernemerschap ontstaat, waarbij de participatie van de ‘deelnemers’ (producenten / consumenten) institutioneel verzekerd is.

Kapitalistische ‘omgeving’

Coöperatie en associatie als alternatieve economische instituties dragen de afwijzing van private en statelijke structuren in zich. Deze instituties hebben daarmee intrinsiek een revolutionaire intentie en inhoud. Zonder een dergelijke intentie vervalt het coöperatiewezen al gauw tot een soort ‘derde weg’ tussen socialisme en kapitalisme in. De vraag is dus of de coöperatieve beweging zich ook als zodanig weet door te zetten en of zij een alternatief kan bieden voor het kapitalistische productiesysteem.

De Italiaanse politicoloog Vilfredo Pareto (1848 – 1923) was daar cynisch over, zo maak ik op uit het artikel van Andrea Papi, die over deze problematiek schrijft in het Italiaanse anarchistische maandblad A rivista anarchica (nr. 315, 2006). Pareto zag het coöperatiewezen namelijk als een voorbeeld van het herstelvermogen van het kapitalisme om zijn faalmomenten te repareren. Het is de vraag of dit juist gezien is. In ieder geval huldigde een tijdgenoot van hem, de Italiaanse dictator Mussolini, een andere visie.

In 1926 trad hij tegen de coöperaties op door ze af te schaffen en te verbieden. In het perspectief van een heerser vormen coöperaties  – als autonome zelfhulp organisaties – een mogelijke bedreiging voor het autoritaire regime. In die coöperaties kunnen zaken worden geregeld die buiten de staat om gaan, die mensen leren dat zij de staat niet nodig hebben om voort te leven. Hier zien we de erkenning dat het coöperatiewezen is te vrezen als drager van ‘subversiviteit’…

Het is precies dat perspectief waarnaar Guillaume Goutte verwijst in zijn artikel over industriële democratie en het coöperatiewezen in een onlangs verschenen nummer van het Franse weekblad Le Monde libertaire (nr. 1666). In dat artikel behandelt hij de scop. Dit is de afkorting voor ‘société coopérative de production’ (voor inhoudelijke informatie, zie: http://www.gralon.net/articles/commerce-et-societe/juridique/article-la-scop-ou-societe-cooperative-de-production-3253.htm ).

De scop wordt opgevat als een commerciële gemeenschap die zijn oorsprong kent in de traditie van de arbeidersbeweging van de negentiende eeuw. Het is de traditie van solidariteit en de bevrijdende strijd van de arbeiders om zich van het juk van de werkgevers te ontdoen en om tegelijk een andere maatschappij tot ontwikkeling te laten komen. Die strijd is toen verloren. Betekent dat dan, zo vraagt Goutte zich af, dat men dit alles dan maar op de mestvaalt moet gooien? Hij meent van niet.

De scops bieden namelijk ruimte voor de praktijk van economische democratie. Dit betekent dat de geassocieerde arbeiders de leiding kiezen (die zelf ook weer loonarbeider is in de scop). De ingrijpende beslissingen in de onderneming worden genomen door de algemene vergadering op grond van het beginsel ‘een persoon een stem’. Daarmee gaat de mens boven het ‘kapitaal’. De geassocieerde arbeiders beheren meer dan de helft van het geïnvesteerde kapitaal en zij delen mee in de opbrengsten van de onderneming. Dit is nog geen ‘industriële democratie’ maar het begin is er, aldus Goutte. Het gaat er dus om daarop ‘door te pakken’.

Worker-owned and consumer coops

In de lijn van de scop past de tekst van de brochure van Enrico Massetti, een Italiaan die al dertig jaar in de Verenigde Staten woont. Hij pleit reeds lang voor de instelling van coöperatieve ondernemingen. In een aantal recente nummers van A rivista anarchica publiceerde hij daarover. Die artikelenreeks is in het Engels vertaald en gebundeld tot de hierboven bedoelde brochure, getiteld Coop made in USA. Worker-owned and consumer coops in the USA.

Met wat ‘worker-owned coop’ wordt genoemd, wordt aandacht geschonken aan ‘werkplaats democratie’ zoals die in de hedendaagse Verenigde Staten is aan te treffen. Naast theoretische uitleg omtrent het coöperatie- en associatiewezen, treft men in de brochure veel informatie aan over gerealiseerde en functionerende coöperaties verspreid over heel de Verenigde Staten.

Zo telt zijn verzameling meer dan 200 arbeiderscoöperaties. De coöperaties passen in de zelfhulp-traditie van de VS. Het zijn ‘ondernemingsgewijs georganiseerd’ coöperaties, zowel in de sfeer van de verbruiks- als de productieve coöps. Massetti behandelt daarvan de algemene uitgangspunten, waarbij besproken worden de verschillende bestuursvormen, besluitvormingsprocessen, verdeling van de opbrengst, doel van de organisatie besproken.

  [Het logo van wat in 1975 als kleine kruidenierszaak in San Francisco begon en uitgroeide tot een grote supermarkt op coöperatieve basis; voor meer informatie, zie: http://www.rainbow.coop/ ; uit de brochure van Massetti]

Integrale coöperatie

Zoals te verwachten is, gaat dit type coöperatie menigeen niet vergenoeg als het om een revolutionaire stellingname te doen is. Het is dus niet zo onbegrijpelijk dat er anarchistische kringen zijn waarbinnen wordt nagedacht over de vraag of het coöperatiewezen kan bijdragen aan het zich bevrijden van het kapitalisme. Enkele jaren geleden heeft de groep Cooperativa integral Catalana zich met dit vraagstuk beziggehouden. Er is een eerste discussiestuk geschreven onder de titel ‘Coopératives pour sortir du capitalisme’. Daarin is sprake van een ‘integrale coöperatie’.

Het betreft een coöperatieve organisatie gestoeld op economische relaties van zelfbestuur tussen deelnemers ten behoeve van veelsoortige activiteiten, die voorzien in dagelijkse behoeften (aanbieden van producten en diensten tussen gebruikers en producenten / dienstverleners). Het doel is een netwerk van coöperatieve, solidaire economische relaties tot ontwikkeling te brengen tussen personen en sociale ondernemingen, die buiten de wetten van de markt om met elkaar samen handelen. Deze activiteiten kunnen zo worden geregeld, dat er een situatie ontstaat die maakt dat men in dat geval kan zeggen ‘wij kunnen leven zonder kapitalisme’.

De bedenkers van de integrale coöperatieve structuur hebben vooral oog gehad voor de juridische problemen (die per land kunnen verschillen) waarmee men wordt geconfronteerd (welke vereisten worden van staatswege gesteld, wil men een legale organisatie hebben opgericht?). Zo is het mede de bedoeling om met een ander waarderings- en ‘geld’-systeem te werken dan dat wat door statelijke organen wordt voorgeschreven en afgedwongen. Een vervolg op dit initiatief ben ik niet tegen gekomen (het discussiestuk is te vinden op: http://sos-crise.over-blog.com/article-la-cooperative-integrale-pour-sortir-du-capitalisme-gestion-economique-pratique-57496226.html ).

Participatie coöperatie

Wie het opzetten van een ‘integrale coöperatie’ een te ingewikkelde exercitie vindt, kan natuurlijk overgaan tot het oprichten van een ‘participatie coöperatie’. Ook hier gaat het om een consumenten / producenten coöperatie die een directe verbinding legt tussen gebruikers en producenten van goederen, met name producten afkomstig uit de biologische land- en tuinbouw en veeteelt. Op grond van de relatie die tussen beide partijen bestaat, is het mogelijk naar behoefte te produceren, in plaats van het produceren van overschotten in de vorm van handelswaar. Daarmee wordt voorkomen dat men moet werken met klassieke handelschema’s binnen een kapitalistisch bestel. (zie voor meer informatie: http://coopart.free.fr/ ).

 [Foto uit de Arizmendi Bakery; behorend tot de Arizmendi Association: a Model of the Democratic Worker Cooperative Movement; de oorsprong gaat terug tot de beginjaren zeventig vorig eeuw; uit de brochure van Massetti.]

Participatie maatschappij

De inzet om tot realisatie van een antikapitalistische maatschappij te komen, noopt tot het formeren van drang tot paradigmawisseling. Dit betekent hier de omwisseling van het paradigma van de ‘gehoorzaamheid’ voor het paradigma van de ‘deelname’ (participatie). Het gaat om de overgang van de ‘gehoorzaamheidsmaatschappij’ naar de ‘participatiemaatschappij’. Daarbij kan de coöperatie een rol worden toegedicht.

Het is deze intentie die men ook tegenkomt in het boek Le pouvoir au-delà du pouvoir met als een van de auteurs de oprichter van de Groupe Hervé (op deze site besproken; klik HIER). Door middel van netwerkorganisatie en federatie is een keten van activiteiten ten behoeve samenwerking te smeden, zo leert ook dat boek. In het kader van het coöperatiewezen zijn dergelijke ketens al daadwerkelijk operationeel. De kunst is dit geheel van activiteiten zodanig te laten groeien, dat het zich buiten het ‘reëel bestaande kapitalisme’ om weet te voltrekken.

Het lijkt een vergezicht, maar het berust wel op basisactiviteiten. Er kan begonnen worden, in de dagelijkse praktijk. Daar is al mee begonnen, zoals ook de brochure Coop made in USA met zijn verzameling voorbeelden aangeeft.

Thom Holterman

MASSETTI, Enrico, Coop made in USA. Worker-owned and consumers coops in the USA, Washington DC., 2012, 66 blz., prijs 7,95 dollar. De brochure is te bestellen via enricomassetti@msn.com .

Update 10 april 2012:

De auteur van de brochure, Enrico Massetti, maakt mij erop attent dat de tekst ook online te verkrijgen is via de site http://tangoitalia.com/book .

[1] Bij het schrijven van de paragraaf ‘Geschiedenis’ maakte ik gebruik van het genoemde boek van Becker en Frieswijk (hoofdstuk I) en van het uitgebreide artikel van D. Damsma en S. Wieling, ‘De Coöperatie, daar had je hart voor. Het coöperatieve ideaal, de sociaal-democratie en de verbruikscoöperaties’, in: Het vijfde jaarboek voor het democratisch socialisme, Amsterdam, 1984, p. 28-87. Het artikel van Andrea Papi waarnaar ik verwees, is voor een deel in een Engelse vertaling opgenomen in de brochure van Massetti. Proudhon citeerde ik uit zijn Qu’est-ce que la propriété? (1840) in de editie van Garnier-Flammarion, Paris, 1966. Met betrekking tot de invloed van Robert Owen op de libertaire leefgemeenschappen in de USA is informatief Ronald Creagh, Utopies américaines. Expériences libertaires du XIXe sciècle à nos jours (tweede herziene druk, Marseille, 2009).

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.