Spring naar inhoud

Solidariteit: Breekijzer Voor Een Ander Bijstandsstelsel?

24/04/2013

RueSol

Onder de titel De toekomst van de solidariteit is een aantal artikelen van Franse sociale wetenschappers gebundeld, die alle over een bepaalde, geïnstitutionaliseerde vorm van solidariteit gaan: de Franse bijstandswetgeving. Nu is het niet mijn bedoeling dat systeem uit de doeken te doen. Wat wel interessant is: kijken naar de argumentatie die voor het instellen en wijzingen van het bijstandssysteem wordt gebruikt. Want of men nu naar Frankrijk of Nederland kijkt: het gaat in beide gevallen om neoliberaal geïnfecteerde maatschappijen, waarmee de grote sociaaldemocratische partijen (PvdA, PS) volledig zijn vervloeid.

Hoe evenwel een term als ‘solidariteit’ te omschrijven, want dat het gaat om een containerbegrip is duidelijk. Gelet op een van de auteurs van de bundel, Serge Paugam, definiëren sociale wetenschappers solidariteit als de grondslag van het sociale leven. Zij kijken daarvoor naar de verbanden die individuen met elkaar aangaan en hoe die verschillende verbanden weer een gemeenschap als geheel vormen. Dit betekent dat solidariteit verschillende vormen kan aannemen, zoals die tussen ouders en kinderen in gezinsverband of zoals die heerst in groepen op basis van affiniteit. Zo kan solidariteit ook op burgerschap berusten, dat wil zeggen op waarden als gelijkheid tussen leden van een zelfde politieke gemeenschap.

De bundel opent met een bijdrage van de pas overleden Franse socioloog Robert Castel (1933-2013). Hij schenkt aandacht aan ‘sociale bescherming’ als recht. Onderwijl ontleent hij elementen voor zijn betoog aan de bijdragen van zijn coauteurs, waarvan Serge Paugam deel uit maakt. Deze schrijft over verschillende cycli van solidariteit met de armen. Jean-Claude Barbier maakt de balans op van de effecten van bepaalde vormen van werkverschaffing en Hélène Périvier onderzoekt de situatie van de nevenslachtoffers van de gemoderniseerde Franse bijstandswet. Jacques Rodriguez besteedt aandacht aan de relatie tussen publieke liefdadigheid en het verrichten van arbeid. Daarvoor concentreert hij zich op een Engels experiment, eind achttiende eeuw, dat bekend staat als het Speenhamland systeem.

Omslag.Cas

Collectieve en contractuele solidariteit

Om de veranderingen in de bijstandswet duidelijk te maken, spreekt Castel over twee typen solidariteit. Het ene karakteriseert hij als collectieve solidariteit. Dit lijkt dubbelop, maar hij zet het af tegen contractuele solidariteit. Wat hij duidelijk maakt, is dat in samenhang met de uitwerking van de neoliberale economie in Westerse maatschappijen er een verschuiving optreedt van het ‘collectieve’ naar het ‘contractuele’.

De collectieve solidariteit verwijst naar een soort staatsgarantie (de sociale staat) in de zin van rechten (recht hebben op). De contractuele solidariteit verwijst naar de logica van de tegenwaarde, de individueel te betalen, contractueel vastgelegde premie voor een bijstandsverzekering. Die tegenwaarde kan evenwel ook de vorm aannemen van de verplichting tot werken (bij publieke bijstandsverlening).

Het denken in termen van rechten stamt in Frankrijk uit de tijd van de Franse revolutie. De grondwet van 1793, zo licht Castel toe, formuleert: ‘Publieke hulp is een geheiligde schuld. De maatschappij is verplicht tot hulp aan burgers die behoeftig zijn’. Het heeft evenwel tot 1910 geduurd dat deze rechten ook in wetgeving zijn uitgewerkt. Castel spreekt in dat geval over een concept van republikeins-klassieke solidariteit. Dat concept heeft in de laatste decennia een ‘deconstructie’ ondergaan onder invloed van de neoliberale ideologie van de ‘individuele verantwoordelijkheid’. Dit kondigt het eind van de sociale rechten aan.

Sociale rechten kunnen worden uitgeoefend in naam van humanistische waarden en sociale cohesie (en een beroep op burgerschap). Ze kunnen ook worden verworpen als contraproductief of zelfs pervers, wat menig neoliberaal daadwerkelijk doet. Want het gaat neerkomen, zo betoogt deze dan, op het onderhouden van een klasse bijstandstrekkers, die weinig geneigd is om de handen uit de mouwen te steken. In die optiek wordt armoede verklaard uit luiheid en onwil, samenhangend met afwezigheid van plichtsgevoel en werkethiek. We noemen dit nu een neoliberale optiek, maar zo leert Serge Paugam, een zelfde argumentatie komt men al in de middeleeuwen tegen!

In de kapitalistische periode van de laatste twee eeuwen is die argumentatie op gepikt en in Engeland in een liberale politiek verwerkt. Zo wordt de Engelse uitwerking van de bijstand in de eerste helft van de negentiende eeuw opgebouwd rond de verplichting tot werken. Dat niet alleen. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan de instelling van een ‘echte’ arbeidsmarkt, want er moet concurrentie heersen onder de arbeiders als loonslaven. Wie dan buiten dat systeem valt en van honger dreigt om te komen, wordt verplicht arbeid te verrichten in een van de opgezette werkverschaffingsprojecten. Dat was Engeland begin negentiende eeuw. En hoe is het gesteld in Nederland van de eenentwintigste eeuw? Gelet op een recente rechterlijke uitspraak is er geen verschil op te merken. Wat wil het geval?

Sinds de invoering van de nieuwe bijstandswet moeten gemeenten van uitkeringsgerechtigden een tegenprestatie vragen. Mogen die gemeenten daarin zo ver gaan dat ze een bijstandsgerechtigde verplichten een contract te tekenen om een jaar lang 32 uur per week niet nader omschreven werkzaamheden te verrichten met behoud van uitkering? Neen, oordeelde de rechter. In de overeenkomst had ten minste moeten staan welke werkzaamheden het betreft. En met 32 uur per week overschrijdt de gemeente naar zijn oordeel de normen voor de tegenprestatie voor een uitkering. Ook vindt de rechtbank dat ten onrechte geen rekening is gehouden met leeftijd, opleiding en werkervaring. Het item heeft op de site van ‘Joop.nl’ menigeen beziggehouden met de negentiende eeuwse instelling van een deel van de Nederlandse lokale bureaucratie (zie Aantekening).

LibSol

Speenhamland systeem

Al vele eeuwen komen we in Westerse landen het tegelijk bestaan van armoede en rijkdom tegen. In al die eeuwen mag dan heel veel zijn veranderd, maar het systeem van materiële ongelijkheid, waaruit die armoede en rijkdom voorvloeit, hebben de dominante klassen altijd weten te handhaven – welke naam men er ook aan geeft.

Revoltes vanwege hongersnood werden meestal met harde hand de kop ingedrukt. Soms werd een slim systeem bedacht om hongernood te voorkomen – en daarmee de revoltes. Zo’n systeem betreft het Speenhamland experiment dat in Engeland liep van 1795-1834. Jacques Rodriguez beschrijft dit experiment in de bundel over de toekomst van de solidariteit. Daarbij heeft hij niet de bedoeling het zondermeer aan te prijzen. Hij is er op uit om duidelijk te maken welk soort argumentaties tot de opzet ervan hebben geleid en welke er worden gebruikt om het te kraken. Want het valt op: in zijn tijd en situatie genomen moet het prima gefunctioneerd hebben. Wie zat het dan in de weg, vraag je je af.

Engeland kende in de zeventiende eeuw een uitgebreid en complex systeem van bijstand aan ontheemden. En zeker binnen het kader van het plattelands paternalisme deed het ook dienst als instrument ten behoeve van ordehandhaving, legt Rodriguez uit. Vanaf ongeveer 1750 werd de situatie chaotisch, ondermeer door de modernisatie van de landbouw en het ontsluiten van de gemeenschappelijke velden, de commens (het betreft hier een van de eerste vormen van privatisering van een publieke functie).

De bestuurders van Berkshire, verenigd in Speenhamland, stelden in 1795 wetgeving vast (de Speenhamland-Act) waarmee op hongersnood en wanorde werd gereageerd. Uit de verplichting tot betaling door de rijken (grootgrondbezitters) van een armenbelasting en vervolgens verdeling van hulp en verrichten van werk, creëerden de bestuurders een legitieme, alternatieve orde. Het systeem bleek in overeenstemming met de lokale economie van de plattelandsgraafschappen: de grootgrondbezitters hielden hun arbeiders in dienst aan wie zij, afhankelijk van het seizoen, arbeid boden.

Dit bijstandsysteem verminderde daarmee de onzekerheid voor twee partijen: (a) de arbeiders verloren hun baan niet en kregen of loon of bijstand, en (b) de grondeigenaren hadden op regelmatige wijze de beschikking over voldoende werknemers.

poupe.1

De kritiek op het systeem kwam in die tijd vooral van de liberalen omdat die het omsluiten van het individu in een ‘sociaal pact’ de antithese zagen van het model van het onafhankelijke individu. De kritiek analyserend, merkt Rodriguez daarover op: ze is excessief of misleidend. Bovendien, hoe is te verklaren dat het systeem veertig jaar heeft gefunctioneerd en ondanks een verbod, opgenomen in de New Poor Law, na 1834, toch ‘genereus kon blijven bestaan’?

Hij wijst er vervolgens op dat na 1960 verschillende onderzoeken naar dit systeem zijn ondernomen, omdat het wellicht inpasbaar zou zijn in het model van de verzorgingsstaat. Dat is weer stuk gelopen op de sterk ideologische kritiek van de marktfundamentalisten. Rodriguez wijst ook naar de vermaarde Engelse historicus Eric Hobsbawm (1917-2012), die het Speenhamland systeem als een waardevol sociaalzekerheidsysteem beoordeelde en de historische situatie beschreef als een ‘miniatuur verzorgingsstaatje’. Het prefigureert dan ook de institutionele elementen die zijn ontwikkeld om het individu te beschermen tegen de ‘zelfregulerende’ markt.

Rodriguez wijst erop dat herlezing van het Speenhamland experiment ertoe mag leiden waakzaam te zijn tegen ideeën en abstracte argumentaties die een neoliberale economie veronderstellen. Daarvan weten wij heden ten dage mee te praten. De flexibiliteit op de arbeidsmarkt heeft tot toename van de onzekerheid (precariteit) geleid. De werkende mens is niet meer in een ‘sociaal pact’ opgenomen. Deze is zelfs van dat pact bevrijd en is nu het onvolprezen onafhankelijke individu. Tegelijkertijd is dat individu evenwel overgeleverd aan de financiële hyena’s van het multinationale bedrijfsleven, die het neoliberalisme erop heeft losgelaten. In de strijd daartegen heeft solidariteit de toekomst!

Thom Holterman

CASTEL, Robert et Nicolas Duvoux, L’avenir de la solidarité, Presses Universitaires de France, Paris, 2013, 113 blz., prijs 8,50 euro.

Aantekening

Voor het item op de site Joop.nl over rechterlijke uitspraak van het laten werken van bijstandsgerechtigden, klik HIER.

Advertentie
No comments yet

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

%d bloggers liken dit: