Over Internet En TOR, Spookbeelden, Migranten En Selectieve Insluiting
In nummer 66 van het Franse driemaandelijkse tijdschrift Vacarme werd aandacht besteed aan geheime operaties door de overheid onder de titel ‘Spy Mania’. In het onlangs uitgekomen nummer 69 van het tijdschrift komt de kwestie in een andere hoedanigheid terug: het gaat over mensen die zelf hun aanwezigheid op Internet zodanig versleutelen, dat zij voor anderen onherkenbaar zijn. Het idee is aldus een tegenmacht te vormen tegen de bestaande macht. Dit maakte bijvoorbeeld mogelijk dat iemand als de Amerikaan Edward Snowden zijn bewijsmateriaal kon verspreiden: wat flikten de geheime diensten van de VS allemaal tijdens hun illegale onderschepping van gegevens (afluisteren, doorzoeken van e-mailverkeer)?.
Onontcijferbaar
Enkele bijdragen gaan in op verschillende manieren om teksten te ontcijferen (het begrijpen van een tekst of van poëzie, het kunnen lezen van een handschrift). Ik ga daaraan voorbij om dan te wijzen op twee teksten over het onontcijferbaar maken van zender en ontvanger op het Internet. Instructief om te begrijpen hoe het versleutelen van berichtgeving in elkaar steekt, is het vraaggesprek met een specialist op dat vlak, Lunar, een anoniem lid van TOR.
TOR is de naam van een project dat zich richt op het onherkenbaar maken voor (overheids)toezicht op het Internet, zoals van de routes, die verstuurde en ontvangen informatie aflegt en van de verstuurder en ontvanger(s). TOR is daarmee een Internet-revolte tegen toezicht en controle. Samengevat levert TOR een systeem om anoniem te zijn op Internet.
In een bijdrage over hetzelfde onderwerp, bespreekt de Franse journalist Jean-Marc Manach, die zich heeft gespecialiseerd in Internetkwesties, ondermeer de wijze waarop Edward Snowden kans heeft gezien onder de radar van zelfs de grootste oren en ogen, zoals die van de NSA en de FBI, door te vliegen om zo kontact te hebben – voor het doorsturen van zijn gegevens – met enkele journalisten van grote dagbladen in de wereld.
Spookbeeld
De geëngageerde Amerikaanse sociologe, Avery Gordon, docente van de universiteit van Calefornië (Santa Barbara) houdt zich bezig met het verschijnsel ‘spookbeeld’ in de sociologie. In het vraaggesprek in Vacarme met haar krijgt ze uiteraard de vraag, voorgelegd wat het spookbeeld in die wetenschap doet. Zij legt het als volgt uit.
Een spookbeeld is een concept waarmee zij de relatie probeert te vatten tussen de institutionele macht en het systeem van de gebruikte tekens (betekenisdragers, zoals taal en vormgeving). Het spookbeeld (de Vreemdeling, de Migrant) verandert de ervaring van een voorheen lineaire betekeniswereld (voorheen had men werk en nu is men werkloos; het spookbeeld Vreemdeling deformeert de lijn: verleden, het heden, toekomst). Dit soort spoken en fantomen verschijnt met name als de verwarring en onrust in (grote delen) van de samenleving heerst. Zij vertegenwoordigen een symptoom (armoede bijvoorbeeld). Zoals Gordon ze opvat zijn fantomen dus niet onzichtbaar noch onbekend. Het fantoom bezit dus een reëel voorkomen (als gedachte veroorzaker van armoede bijvoorbeeld).
Welnu, de sociologie is geïnteresseerd in het verschijnsel spookbeeld omdat het op de toegebrachte pijn attendeert (het leven in armoede). Het is evenwel niet uitgelokt door de Vreemdeling maar door sociaal geweld (sluiten van mijnen en fabrieken; de herlocatie van fabrieken in het kader van de globalisering naar ‘goedkope’ landen). Dat wordt weer, met name in een neoliberaal klimaat, als zodanig door institutionele machthebbers ontkend, waarmee de pijn wordt geridiculiseerd (de minister van Sociale Zaken zegt dan: ‘Ga maar een volkstuintje beginnen’…).
In feite wordt door die machthebbers ontkend wat mensen als pijn ervaren, bijvoorbeeld als zij zeggen dat ‘we’ (zijzelf bedoelen zij) dit stadium nu voorbij zijn, dat ‘het probleem’ is opgelost, terwijl de mensen de effecten van ‘gedane zaken’ nog altijd voelen doorwerken. De ontkenning houdt daarmee ook een botte weigering van aandacht in, waarvan weer juist rechts-populistische partijen voor een foute politiek gebruikmaken, zo is dit inzicht door te trekken.
Deze ontkenning van het individu of groep kan overigens heel verschillende vormen aannemen. Ze kan het werk zijn van zoal: (a) een politieke organisatie (apartheid), (b) een economisch systeem (daklozen, onderbetaalde arbeiders), (c) een juridische operatie (illegalen, ontnemen van burgerrechten).
Dit alles is langs allerlei wegen te onderkennen en een voorbeeld ziet Avery Gordon in het boek van de Amerikaanse sociale wetenschapster Colin Dayan The Law is a White Dog (De wet is een witte hond; 2011), met als ondertitel ‘Hoe juridische rituelen personen maken en deformeren’. Dayan heeft lange tijd in Haïti gewerkt. Zij onderzocht daar de werkwijze waarop mensen ‘vreemdelingen’ zijn geworden: door legale rituelen van onteigening, onder de vlag van het eigendomsrecht en toezicht van justitie en veiligheidsinstanties. In dit geval kon Dayan aan de hand van de figuur van de zombie (een ‘spookbeeld’) de herkomst blootleggen van bepaalde vormen van onvrijheid: slavernij, kolonisatie, gevangenschap, opsluiting, burgerlijke sociale dood.
Het spookbeeld is, als gebiedend ‘acteur’ in de sociale wereld werkzaam, in bovenbedoelde gevallen sociologisch en politiek van belang voor onderzoek. Maar niet alleen daar, want in de dOCUMENTA (13) (de grote tentoonstelling in Kassel), is de problematiek ook artistiek uitgewerkt door de Berlijnse kunstenares Ines Schaber in samenwerking met Avery Gordon. Zij brengt dit uitgebreid ter sprake.
Bewegende grenzen
Het artikel getiteld ‘Sekse in beweging’ van Rutvica Andrijasevic, docente aan de universiteit van Leicester (GB) gaat over grenzen zoals die in de migratiepolitiek worden gebruikt. In het bijzonder slaat zij acht op hoe die ten aanzien van vrouwen en homoseksuelen worden ingezet. Wat wordt opgemerkt is het volgende: er doet zich sekse gericht onderscheid voor en er vinden in de sfeer van het burgerschap verschuivingen plaats als het om migranten gaat.
Lang was er sprake van alleen insluiting of uitsluiting (waarbij de territoriale grens als ‘lijn’ diende; uitzetting = over de grens zetten). Meer en meer is er opgeschoven naar wat ‘differentiële insluiting’ heet. Met dit laatste wordt aandacht gevraagd voor het bestaan van grenzen binnen de grens. Op iemand die is toegelaten, lijkt de term ‘insluiting’ van toepassing, maar er blijken weer verschillende vormen (differentieel) van te bestaan… Het maken van het verschil loopt ondermeer langs de lijn van een sekse gericht onderscheid.
De auteur wijst voor een voorbeeld ondermeer op de Nederlandse praktijk. Dat land, zegt zij, prijst zichzelf voor zijn progressieve politiek betreffende homoseksualiteit. Tegelijk bedient het zich ervan om de toegang van bepaalde groepen migranten te weigeren: men laat aanvragers uit bepaalde landen foto’s zien van twee mannen die elkaar zoenen, om de aanvragers vervolgens te vragen of deze foto’s hen niet choqueren of dat die juist een teken van individuele vrijheid zijn.
Daarmee worden de aanvragers gecheckt of ze klaar zijn om in een land te leven dat de uitdrukkingsvrijheid van homoseksuelen aanmoedigt. Deze test benadrukt dus het verschil tussen aan de ene kant het modernisme van Nederland, gedefinieerd in termen van gelijkheid van sekse en seksuele minderheidsrechten en aan de andere kant de landen van oorsprong van de aanvragers, die beheerst worden door patriarchale en homofobe beginselen. Langs de weg van dit type vergelijking is duidelijk te maken dat ogenschijnlijk ‘liberale’ oplossingen toch repressieve consequenties kunnen hebben: verharding van de voorwaarden van toelating, verblijf en werk, uitsluiting van migranten van sociale rechten. Deze problematiek wordt uitvoerig behandeld en keert weer terug in het vraaggesprek met de Italiaanse politicoloog Sandro Mezzadra.
Selectieve insluiting
Mezzadra heeft zich beziggehouden met de problematiek van de postkoloniale migratie. Dit past hij weer toe bij het overdenken van de relatie tussen globalisering en migratie. Het is wat dat aangaat al vele decennia op Europees niveau in discussie, zoals ik dat zelf ook herhaaldelijk in het verleden heb aangekaart (en ik niet alleen). Het EG-verdrag proclameert ‘vrij verkeer van kapitaal’. En van mensen? Ook wel vrij verkeer, maar niet van alle mensen. Want de overgrote meerderheid van de mensen op deze aarde is ervan uitgesloten (alleen dus ‘iedere burger van de Unie’). Tenzij ze met voldoende geld komen en voor beperkte tijd zullen verblijven: toeristen bijvoorbeeld. Hier begint al de ‘differentiële insluiting’. Mezzadra heeft dit type vraagstukken ondermeer behandeld in zijn boek Border as Methode.
Differentiële of wel selectieve insluiting wordt met name manifest waar men telkens verschuivingen van grenzen ziet. Grenzen blijken dan ook niet alleen de territoriale scheidslijn tussen twee verschillende nationale staten te zijn, maar vooral bewegende drempels die individuen en groepen permanent hiërarchiseren binnen een zelfde gebied. Dit komt nadrukkelijk voor in de oude slogan van de Mexicaanse migranten beweging in de USA: We Didn’t Cross the Border, the Border Crossed Us! (Wij hebben de grens niet overgestoken, het is de grens die ons heeft overgestoken).
Naast hetgeen ik hierboven uit Vacarme heb aangehaald, komt in dit nummer veel meer voor, zoals verhandelingen over kunst en literatuur. Ik heb er slechts uitgepikt wat mijn belangstelling wekte.
Thom Holterman
VACARME nº 68, herfst 2014, 249 blz., prijs 12 euro.
Aantekening
‘The Workhouse: The Breitenau Room’, door Avery Gordon in het interview ter sprake gebracht, vindt men HIER.